De Belgische Omwenteling
van 1830
HET OPTREDEN DER FRANSCHE PARTIJ.
Thans echter gaat een derde partij ten
staatstooneele verschijnen, de Fransche partij. Ze bestond uit gewezen
Fransche ambtenaren, die door de Nederlandsche regeering in de administratie
waren opgenomen; uit talrijke Fransche ballingen, meestal Jacobijnen of
Napoleonisten en... uit Waalsche advocaten. De leider van deze Iaatsten
was de jonge Alexandre Gendebien, wiens franschgezindheid even hoog liep
als zijn anti-hollandschgezindheid. Menigeen onder hen was fransch van
oorsprong Zoo werd Charles Rogier geboren te Saint Quentin en was Frédéric
de Mérode, «maire.» geweest van St. Luperce-bij-Chartres.
Allen waren fransch van opvoeding en droomden van aanhechting bij «Ia
grande patrie». Gendebien besloot in verbinding te treden met de
revolutionaire clubs te Parijs, die ook in de om liggende landen revolutie
wilden stichten; alsook met de groep van generaal Lamarque, die de omstandigheden
gunstig achtte om den eeuwenouden droom der fransche politiek, de verovering
der Rijngrens, in werkelijkheid om te zetten. «Sedert dn 2n of 3n
Oogst», aldus Gendebien in een zijner brieven, «heb ik naar
Parijs geschreven om te vragen dat men klaar en duidelijk zou zeggen of
men de Rijngrens verlangde en ik waarborgde hun een succes over heel de
lijn als zij tot den aanval wilden overgaan.» V ooraanstaande leden
der fransche partij in België, als de Brouckere, Le. Bon,. De Stassart
voerden te Parijs onderhandelingen met generaal Lamarque en met Barrot,
leider..der liberalen, over de aanhechting van België bij Frankrijk.
Bij hun terugkeer te Brussel belegde de partij een vergadering in de bureel
en van de «Courrier des Pays-Bas» en op één na
verklaarden allen zich partijganger van de inlijving bij Frankrijk (8 Oogst
1830).
Rond midden.Augustus zond de club «Les
amis du Peuple» uit Parijs verscheidene agenten naar België
om er hun opruierswerk te verrichten. Onder de lagere volksklasse werd
met ruime hand fransch geld uitgedeeld; strikken met de fransche driekleur
waren overal te zien en er kwamen vliegende blaadjes uit met aanprijzing
van de vereeniging met Frankrijk. Op IS Oogst zond de fransche regeering,
die weinig neiging voelde voor een avontuur, een geheimen agent naar Gendebien
met verzoek, om, gezien den tijd noodig tot het herinrichten van het fransche
leger, den opstand een jaar uit te stellen. Tegen de meening in van Gendebien
en Van De Weyer , tegenstanders van elk uitstel, besloot de fransche factie
niet vóór midden September de revolutie te doen losbreken.
DE NACHT VAN 25 AUGUSTUS.
In den nacht van 25 Augustus, na de opvoering
van «La Muette de Portici» ontstonden, dank zij de Fransche
opruiers, relletjes: er werden ruiten stukgeslagen, het patriciërshuis
van den minister van justitie werd in brand .gestoken. De bij elke voksopstoot
aanwezige plunderaars lieten zich niet onbetuigd: handelshuizen werden
geplunderd, wapenwinkels opengebroken. Benden arbeiders gingen in de fabrieken
de machines stukslaan, die ze aansprakelijk stelden voor de heerschende
werkeloosheid. Den 26 Oogst had een vreemde.opruier de fransche vlag op
het stadhuis geheschen. Ducpétiaux.echter had ze dadelijk vervangen
door de driekleur van de vroegere brabantsche omwenteling. De overheden
lieten maar betijen en keken lijdzaam toe. Daarop besloten een aantal burgers
over te gaan tot het heroprichten der burgerwacht; en, o wonder, de meeste
Franschen -en wij hebben gezien dat zij in groot getal te Brussel gevestigd,waren
-sloten er zich bij aan, ja, namen zelfs, daar zij oud-gedienden waren,
de leidende plaatsen in. Aan het hoofd stond baron d'Hoogvorst. De feitelijke
macht berustte reeds bij de kwartiergeneraal der burgerwacht de wettelijke
overheden waren zonder invloed. Op 28 Augustus kwamen op het stadhuis te
Brussel vijftig vooraanstaande personen bijeen om een adres aan den koning
op te stellen waarin zij den koning bezweerden de eischen der Belgen in
te willigen. Intusschen had koning Willem aan zijn twee zonen bevel gegeven
met 6000 man naar Brussel op te marscheeren. Op verzoek van sommige Brusselsche
leiders besloot de prins van Oranje zijn leger te Vilvoorde te laten en
enkel van zijn staf vergezeld deed hij zijn intrede te Brussel. Hij werd
echter ijskoud onthaald en allerwegen ging de kreet: Leve de vrijheid!
In dezelfde dagen kwamen de Belgische gezanten uit Den Haag terug. Koning
Willem wilde voorals nog van geen toegevingen hooren, maar hij beloof de
toch een buitengewone vergadering der StatengeneraaI te zullen bijeenroepen
voor 19 September. In een onderhoud met minister La Coste had Gendebien
de onmiddellijke scheiding van België en Holland verdedigd en voorgesteld
den prins van Oranje te laten uitroepen tot onderkoning of luitenant-generaal
over het Belgisch landsgedeelte. In denzelfden zin luidde het advies van
de leden der Staten-Generaal, die door den prins van Oranje op 3 September
te Brussel werden ontvangen. Het was ook de zienswijze van den opperbevelhebber
der burgerwacht, baron d'Hoogvorst, die tevens aandrong op den aftocht
der troepen, die rond Brussel legerden. De prins was onnoozel genoeg om
op dit voorstel in te gaan. Met zijn afreis steeg natuurlijk de durf der
separatisten en der fransche woelmakers, te meer daar in menige provinciestad
de anti-hollandsche elementen duchtig aan 't roeren waren. Uit Bergen,
Namen en Doornik trokken honderden vrijwilligers naar de hoofdstad. Alleen
Gent en Antwerpen, waar de grootnijverheid en de groothandel niet bij een
oproer te winnen hadden en heel wat te verliezen, bleven rustig. Op 7 September
kwamen 300 Luikerwaalsche vrijwilligers de Brusselsche opstandelingen vervoegen
tot groote vreugde van de franschgezinde partij. Barricaden werden opgeworpen.
Ook vele vreemdelingen, die te Brussel woonachtig waren, stelden zich ter
beschikking van de leiders der revolutie en aldoor stroomden nieuwe Franschen
toe, onder dewelke talrijke agenten der clubs van Parijs. De regeering
van Louis-Philippe, die hoopte door een vredelievende houding zich te doen
erkennen door de mogendheden, kwam niet tusschen te Brussel, te meer daar
de om wenteling vroeger losgebroken was dan haar franco-belgische leiders
voorzien hadden.en daar het fransche leger niet gereed was. Deze lijdzaamheid
maakte Gendebien korzelig, die aan de koning van Frankrijk liet zeggen
:dat Frankrijk hier 200.000 Belgen zou vinden, die bereid waren om de Rijngrens
met geestdrift te verdedigen. Later, als Frankrijk gedwongen zal zijn oorlog
te voeren, zullen wij vrede gesloten hebben met de Nederlandsche regeering
en zal Frankrijk 60.000 Belgen te bestrijden hebben. Waarheidshalve moeten
wij hier aan toevoegen dat sommigen onder dezen, die steun van Frankrijk
verlangden, daarmede enkel het welslagen van den opstand wilden verzekeren,
zonder
van de vereeniging met Frankrijk te willen. Gendebien, het hoofd der Fransche
partij, kwam nu met een nieuw voorstel op de proppen. Zijn plan om een
voorloopige regeering samen te stellen vond gretig onthaal bij de notabelen,
maar de volksvertegenwoordigers sloten zich, toen zij vernamen dat Gent
en .Antwerpen niet roerden, bij dit voorstel niet aan. Op dit oogenblik
scheen de bestuurlijke scheiding het meest kans te hebben, te meer daar
adel, geestelijkheid en burgerij van inlijving bij Frankrijk niet weten
wilde. Koning WiIlem kantte zich echter halsstarrig tegen elke scheiding
en aan den anderen kant liet hij het leger werkeloos. Dit gemis van doordrijvendheid
heeft de revolutie tot de overwinning geholpen.
DE COMMISSIE VAN OPENBARE VEILIGHEID.
Wij hebben hooger gezien dat voor 19 September
een vergadering der Staten-Generaal belegd .was in Den Haag. De Belgische
afgevaardigden gingen er heen: de revolutionnaire groep te Brussel verheug
de zich over hun afreis daar hun gematigdheid tegen de vorderingen der
omwenteling een hinderpaal opwierp. Gendebien deed een «commissie
van o,en bare veiligheid» aanstellen met de uitdrukkelijke goedkeuring
van het stadsbestuur. Maar, ondanks de bemoeiingen van de revolutionnaire
groep, kreeg de commissie een vrij beperkte opdracht: zij moest namelijk
de trouw aan het Nederlandsch vorstenhuis verzekeren, het beginsel der
scheiding tusschen Noord en Zuid handhaven en de openbare orde herstellen.
Erger was dat de leden der 'commissie' op en top anti-hollandsch waren
en meestal tot de fransche partij behoorden: Gendebien, Van de Weyer, Rouppe,
Felix de Merode en Meeus. Zij ontzetten den procureur-generaal uit zijn
ambt de gouverneur van Brabant, de burgemeester van Brussel en talrijke
hoogere ambtenaren verlieten de stad. Driemaal dus waren de pogingen der
liberale leiders om een voorloopige regeering aan te stellen, verijdeld
door den tegenstand der gematigden, die een opene deur voor de verzoening
wilden behouden. Intusschen was de zitting der staten-general geopend in
Den Haag, waar heel wat verbittering tegen de belgische muiters zich lucht
gaf. De belgische afgevaardigde, baron de Gerlache, moest door de politie
tegen de woelige menigte beschermd worden het debat over de noodzakelijkheid
om de nationale instellingen te wijzigen, vielen beiderzijds harde woorden.
Na de troonrede van koning Willem verzocht de reeds vermelde «Commissie
van openbare veiligheid» de belgische afgevaardigden Holland te verlaten.
Deze laatsten gingen niet in op dit verzoek en verkozen te onderhandelen
met den prins van Oranje. ,
DE BURGERWACHT ONTWAPEND.
Het nieuws wekte de verontwaardiging der revolutionnairen
en de Luiker-waalsche vrijwilligers besloten een aanval te wagen op het
stadhuis, waar de «commissie van openbare veiligheid» zetelde.
Haantjes-vooruit, als Charles Rogier, Ducpétaux, Renard en de Fransche
Niellon, Grégoire en Chazal hadden ondertusschen, in verstandhouding
met Gendebien, het «Centraal verbond» gesticht, waar vooral
Luikenaars, Luxemburgers en andere Walen hoogen toon voerden. Talrijke
leden van dit verbond wilden de fransche vlag opsteken (16 Sept.) De agenten
der fransche clubs, die sedert het straatoproer en elders lieten drinken
en schinken, bezorgden wapens aan het gepeupel, dat, aldus in de mogelijkheid
werd gesteld om zich van het stadhuis meester te maken en de bugerwacht
te ontwapenen. Schrik sloeg om het hart der burgerij. Bang voor plundering
zond zij aanstonds een vertoogschrift naar prins Frederic te Antwerpen
om de terugkeer van het leger te vragen. In Den Haag scheen ook de wettelijkheid
te zegevieren: het adres op de troon rede, dat zich uitsprak in belgischen
zin, werd door de leden der Tweede Kamer aangenomen met 86 stemmen tegen
19; en de belgische afgevaardigden, bevreesd voor de regeeringloosheid
te Brussel, drongen bij den koning aan opdat hij zonder verwijl zijn toevlucht
zou nemen tot het geweld. In den nacht van 20 op 21 September ontving Prins
Frederik te Antwerpen het bevel Brussel binnen te rukken.
DE SEPTEMBERDAGEN TE BRUSSEL.
Had de prins onmiddellijk de stad aangetast,
hij zou waarschijnlijk op weinig of geen tegenstand zijn gebotst. Hij was
echter zoo naief officieel zijn intrede te Brussel aan te kondigen voor
den 23sten en liet aldus aan de muiters den tijd om barricaden op te werpen
en hulp te ontvangen, vooral uit Wallonië. De burgerij nochtans helde
hoe langer hoe meer over tot overgave. De revolutionnaire kopstukken hadden;
op een paar na, bij 't naderen van 't gevaar, het hazenpad gekozen. Op
21 September vluchtten Van de Weyer en Rouppe in allerijl naar Valenciennes
in Frankrijk, waar zij in het «Hótel du grand Canard".aan
Gendebien, Chazal en De Potter kwamen zeggen dat alles verloren was. Felix
de Merode begaf zich naar zijn kasteel in Frankrijk en Rogier, bevelhebber
der Luiker-waalsche vrijwilligers, liet zijn bende in den steek en ging
zich in het Zoniênbosch verschuilen. De Franschen en andere vreemdelingen,
als Don Juan van Halen, besloten toen de verdediging van de stad op zich
te nemen, samen met de opgekomen boeren, de vrijwilligers uit Luik en het
Brusselsche werkvolk en gepeupel. Den 23 September rukten de koninklijke
troepen Brussel binnen; op den Vlaamschen steenweg werden zij door een
barricade tegen gehouden. Zij concentreerden zich in de Warande en om het
bloedvergieten te beletten alsook de verwoesting der stad. liet de prins
het vuur staken. Na den taptoe verlieten de «kielen" hun barricaden
om in de omliggende herbergen over hun heldendaden te gaan zwetsen en...
prins Frederik stak geen hand uit de mouw alhoewel de barricaden voor het
grijpen lagen ! Des nachts ging baron d'Hoogvorst den prins verzoeken de
stad te ontruimen. Dit weigerde de prins maar hij zou zich tot een verdedigende
houding beperken. En inderdaad gedurende de drie volgende dagen verlieten
zijn troepen hun stellingen niet meer! Zoo weinig snapte Frederik den toestand
dat hij nog hoopte “op de beteugeling der anarchie door de burgerwacht.”
Den zelfden nacht, bij het nieuws van de “zegepraal” kwam Rogier terug,
vrijwilligers uit Halle, Genappe, Waver, Nijvel en Binche kwamen zich.aanmelden.
En de «leiders" uit het “Hôtel du grand Canard” kwamen zich
opnieuw “aan het hoofdstellen”. . De blauwe kielen slopen in de patriciershuizen
langs de Koningsstraat en de Wetstraat en vuurden van daaruit op de Hollandsche
troepen. Alsdan liet de prins de stad onder vuur nemen, wat de burgerij
uit hare onzijdigheid deed opschrikken. Om die goeie zielen dan bepaald
tot de omwenteling te bekeeren richtte de Commissie, die sedert den Barrikaden-opstand
op het stadhuis zetelde, een oproep tot de burgerij waarbij aan deze op
logenachtige wijze werd kond gedaan als dat vanwege het Hollandsch legerbestuur
aan de hollandsche troepen een tweedagenlange plundering was toegezeid
! Dit deed dan de patriottische maat overloopen en de bedrogen burgerij
sloot zich bij de barricade-mannen aan.
DE VOORLOOPIGE REGEERING.
Op Zondag 26 September werd dan eindelijk
een voorloopige regeering aangesteld, waarvan d'Hoogvorst, Rogier, lolly,
Felix de Merode, Gendebien en Van de Weyer deel uitmaakten. Hun eerste
werk was een oproep tot de belgische soldaten in het Nederlandsche leger,
die zij van hun eed van trouw ontsloegen. Talrijke soldaten gingen op vaandelvlucht,
zoodanig dat het leger met ontbinding werd bedreigd. Prins Frederik, vernemende
dat in Henegouw, de garnizoenen één voor één
opgelost werden door het vuur der revolutie, oordeelde dat herstel der
rust tot de onmogelijkheden behoorde en trok er in den nacht van 26 Sept.
met de stille trom vandoor tot groote verbazing der vrijwilligers lag des
anderendaags de Warande verlaten. De overwinning verzoende natuurlijkerwijze
alle partijen. De gematigden en de vreedzame burgerij die nog tien dagen
tevoren den Prins gesmeekt had de stad te komen bezetten, sloten zich aan
bij de revolutionnairen en het doelwit van allen was thans het leger naar
Holland te drijven. Volgens Blok telden de Hollandsche troepen 750 dooden
en 2000 gewonden, terwijl de opstandelingen 400 dooden en 1100 gekwetsten
hadden. Het nieuws van den Hollandschen aftocht verspreidde zich als een
loopend vuur: in de meeste steden grepen de inwoners naar de wapens, verjoegen
de troepen en kwamen de rangen der Brusselsche overwinnaars vergrooten,
Ook de geestelijkheid in Vlaanderen, die afgewacht had welke wending de
zaken te Brussel zouden nemen, sloot zich thans bij de beweging aan. Het
Hollandsche leger ging door de desertie der Belgen in weinige dagen tot
ontbinding over . Terwijl te Brussel geweerschoten vielen hadden de Staten-Generaal
in Den Haag eindelijk de bestuurlijke scheiding tusschen Noord en Zuid
aangenomen. Koning Willem, na ontvangst van een Adres geteekend door vele
aanzienlijke Belgen, stelde op 4 October den prins van Oranje aan het hoofd
der Zuidelijke Nederlanden. Het denkbeeld der volledige afscheuring was
echter in de laatste dagen fel opgeschoten. Wel hadden de Vlaamsche steden
Gent, Antwerpen, St Niklaas en Dendermonde verzet aangeteekend tegen alle
scheiding, zelfs tegen bestuurlijke scheiding. Het mocht niet baten. Op
4'October vaardigde het Hoofdcomiteit te Brussel,de uitvoerende raad van
het voorloopig bewind, een decreet uit, waarvan artikel 1 luidde als volgt
: «De Belgische provinciën, met geweld van Holland losgerukt,
zullen een onafhankelijken staat vormen. En tegen einde October stond geen
hollandsch:soldaat meer op belgischen bodem, met uitzondering van Antwerpen,
waar generaal Chassé den:aanloop der belgische benden door zijn
krachtdadig-optreden had gestuit en de citadel bezet hield. Zoo was door
de herhaalde weifelingen van de Nederlandsche gezagvoerders een revolutie
geslaagd, waarvan Vlaanderen het slachtoffer zou wezen.
Enkele korte inlichtingen over de diplomatische
geschiedenis der omwenteling mogen hier nog volgen.
Noch noch Pruisen, noch Oostenrijk. voelden
sympathie Voor de Belgische muiters. Frankrijk zag begrijpelijkerwijze
met gejubel de ineenstorting V Rn een staat die in 1814 opgericht was geworden
als een slagboom tegen Frankrijk. Ook Engeland zag niet ongaarne de zwakking
van een geduchten economischen concurent, die, in het bezit van dezelfde
handels- en nijverheidselementen als Engeland. dit land op alle wereldmarkten
een heftige mededinging had aangedaan, dank zij Vooral de ontzaglijke ontwikkeling
der Nederlandsche Vloot. Engeland dan en ook de koning van Frankrijk, deze
laatste niettegenstaande de revanche-partij in zijn land, besloten niet
tusschen te komen in België. Deze beslissing was een koud stortbad
op de vurige bemoeiïngen van Gendebien ~n van de fransche partij om
toch hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks België aan Frankrijk
te hechten. De andere mogendheden -het waarom hunner houding blijven hier
buiten beschouwing -sloten zich na eenige weifeling bij deze opvatting
aan. Het feit dat op 17 November de liberalen in Engeland' aan de regeering
waren gekomen, met Palmerston aan Buitenlandsche Zaken, was koren op den
Belgischen molen. Palmerston wist de leiding der onderhandeling en betreffende
het Belgisch vraagstuk te bemachtigen en stuwde ze naar zijn doel dat tweevoudig
was: eenerzijds de inlijving van België bij Frankrijk te beletten
en anderzijds België onder een Engelschgezinden koning tot een onafhankelijken
staat, los van Holland, te stichten. Gendebien, het meer genoemde hoofd
der fransche partij in België, liet echter nog niet los. De fransche
koning Louis-Philippe weigerde in te gaan: op de voorstellen van den franschgezinden
Waalschen advocaat, hij weigerde zelfs zijn zoon, den hertog van Nemours,
aan de Belgen als koning te geven en verklaarde, uit vrees zijn eigen troon
kwijt te spelen, den vrede en niets dan den vrede te willen. De fransche
gezant te Londen, de listenrijke Talleyrand en de Engelsche minister van
buitenlandsche zaken, Palmerston, kwamen op 14 December tot éénzelfde
standpunt: dat namelijk het koningschap van Leopold van Saksen-Coburg en
zijn huwelijk met de dochter van Louis-Philippe het eenige middel was om
iedereen tevreden te stelen. Op 20 December werd dan door de gezanten der
mogendheden "het protocol onderteekend waarbij, tot verwondering van beide
partijen, het Rijk der Nederlanden ontbonden werd verklaard. Wel protesteerde
koning Willem maar de gezanten lieten zich daaraan weinig gelegen daar
zij wisten dat niemand in Holland de hereeniging met België wenschte.
De franschgezinde groep te Brussel liet het ook nog niet tot rust komen.
Gendebien, reeds herhaaldelijk afgescheept door de fransche regeering,
schreef aan zijn ambtgenooten van het voorloopig bewind «dat het
beste plan was de vereeniging met Frankrijk uit te roepen, om aldus T..ouis-Philippe
bij de Mogendheden in verdenking te brengen en hem te dwingen partij te.
kiezen voor de Belgen en desnoods met de Belgen... Ook Van de Weyer drong
nog aan bij Louis-Philippe opdat hij aan zijn zoon, den hertog van Nemours,
toelating zou geven om de belgische kroon te aanvaarden. Aan Firmin Rogier
werd opdracht gegeven aan de fransche regeering te vragen of, in geval
de Bezigen de aanhechting bij Frankrijk vroegen, zij de Belgen zon steunen.
En op Gendebien's raad dreigde het Belgisch Voorloopig Bewind .op 31 December
de Conferentie te Londen met het uitroepen van de vereeniging van België
met Frankrijk. De sluwe fransche gezant ter Londensche Conferentie, Talleyrand,
die bij het afzien van de aanhechting, toch een vermeerdering van grondgebied
hoopte te verkrijgen, bracht allerlei slinksche voorstellen te berde: nu
eens stelde hij voor Saksen aan Pruisen te geven, terwijl de koning van
Saksen België in ruil zou krijgen en het Rijnland bij Frankrijk zou
worden gevoegd; dan weer kwam hij met het voorstel vóór den
dag Luxemburg of Philippeville en Mariembourg aan Frankrijk af te staan.
Palmerston echter weigerde een duim gronds te geven (5-9 Januari 1931).
Kort daarop kondigden de vijf mogendheden de altijddurende onzijdigheid
van België af. Talleyrand, bewust ervan dat deze maatregel een tegen
Frankrijk gerichte waarborg was, had zich heftig geweerd om ook Luxemburg
tot onzijdigheid te verplichten of zooniet dan toch Philippeville en Mariembourg
voor Frankrijk te verkrijgen; hij kon echter den tegenstand, vooral van
Palmerston, nietoverwinnen.
OP ZOEK NAAR EEN KONING.
Hoe groot de franschelarij was in de belgische
kringen blijkt nog uit volgen feit: Het Belgisch Nationaal Congres, dat
intusschen bijeengeroepen was en zich moest uitspreken over de koningskeuze,
besloot de conferentie te Londen, waaraan de onafhankelijkheid van België
toch goeddeels te .danken was, niet te raadplegen, wel echter besloot het
Congres, met 80 stemmen tegen 75 bij den franschen koning Louis-Philippe
te rade te gaan. Niettegenstaande de aanvallen van de annexatie partij
in de fransche Kamer, verklaarde de fransche regeering dat zij niet zou
toestemmen in de annexatie van België, dat zij evenmin de kroon van
België voor den hertog van Nemours zou aanvaarden, maar ook dat zij
de keus van den hertog van Leuchtenberg deze was de lieveling der Napoleonisten
niet.zou erkennen.Om Louis-Phlllppe van houding te doen veranderen verzonnen
de franschgezinden toen volgende list: zij besloten de candidatuur van
den hertog van Leuchtenberg door te drijven om aldus Louis-Philippe te
dwingen zijn toestemming te verleenen aan de verkiezing van den hertog
van Nemours. En werkelijk de list scheen te slagen. Op 28 Januari liet
Louis-Philippe zeggen dat hij de kroon voor zijn zoon zou aanvaarden. Bij
het votum op 3 Februari 1831 werd de hertog van Nemours met 97 stemmen
tot koning der Bel~ gen uitgeroepen, tegen 74 aan Leuchtenberg en 21 ~
aan Karel van Oostenrijk. De Vlamingen hadden t meerendeels gekozen voor
Leuchtenberg terwijl de .Walen zich voor den zoon van den koning van~ Frankrijk
hadden uitgesproken. Maar sedert 1 Februari had de Londensche Conferentie,
bij geheim protocol, de hertogen van Nemours en Leuchtenberg uitgesloten,
en de fransche gezant, die eerst Palmerston had gepolst nopens de verkiezing
van den hertog van Nemours, en met bedreigingen was afgewezen, had dit
besluit moe ten onderteekenen Daar stond België weer zonder koning
'! De aanzienlijkste leden van het Nationaal Congres ga ven toen den raad
een regent aan te stellen, in afwachting dat de fransche politiek wat meer
durf zou krijgen.
TIJDENS HET REGENTSCHAP.
De regent, de Luikerwaal
Surlet de Shokier. regeerde als was hij hier goeverneur van Frankrijk :
hij streefde er naar, hierbij geholpen door zijn ministers, aan de handelingen
zijner regeering een eenzijdig fransche strekking te geven, bij zooverre
dat de Engelschman Palmerston hem erop wees hoe weinig eervol die afkeer
voor de Belgische onafhankelijkheid was I Zoo erg was trouwens de regeeringsloosheid
dat de Conferentie te Londen ernstig aan verdeeling van België begon
te denken. De partij van het Vereenigde Koninkrijk der Nederlanden, de
orangisten lijk men ze toen noemde, stak het hoofd op te Gent, te Antwerpen
en te Maastricht. . Daarop stichtte Gendebien op 23 Maart te Brussel met
behulp van de regeering, de «Association nationale» die een
soort van schrikbewind over het land deed heerschen en om oorlog riep tegen
Holland. De nieuwe belgische staat beleefde toen bange dagen. Lord Ponsonby,
de Engelsche gezant trachtte baron Van der Smissen tot een opstand ten
voordeele van den prins van Oranje aan te zetten. Het mislukte echter door
het krachtdadig optreden van kolonel Clump (25 Maart 1831). Gent was het
middenpunt der Orangisten: de oppositie had er reeds tweemaal de Orangisten
naar het stadhuis gestuurd en tweemaal had de belgische regeering den gemeenteraad
ontbonden. De regeering had te Gent en te Antwerpen den staat van beleg
verklaard. De Orangisten aldaar waren voor het meerendeel grootnijveraars
en groothandelaars. Patroons en arbeiders stonden scherp tegenover mekaar
en dit werd nog erger door het stilvallen der getouwen wegens de breuk
met Holland. Die werkloozen werden nu, veelal nog opgehitst door .de patriotische
vereenigingen, losgelaten tegen de orangisten, terwijl de politie liet
gebeuren. Er bestond een soort geheime overeenkomst tusschen de. belgische
gezagvoerders en de plunderaars, onder dewelke zich talrijke betaalde of
betalende Franschen bevonden. Begin April was de toestand zóó
dat de Congres leden, vreezende dat de oorlogsgezinden van de «Association
Nationale»- de overhand zouden nemen dank zij de zwakheid van den
regent, en anderzijds onzeker over den uitslag der verkiezingen die wellicht
de Orangisten de meerderheid zou bezorgen, hun ontslag \weigerden te nemen
en besloten in Mei opnieuw te vergaderen, aldus een staatsgreep plegende
( 12 April). "
LEOPOLD VAN SAKSEN-COBURG TOT KONING
VERKOZEN
Onder het tweede ministerie van den regent
ging men, daar de fransche druiven te groen waren, dan over tot een nieuwe
koningskeus en bood de kroon aan den veertigjarigen weduwnaar van de kroonprinses
van Engeland, Leopold van Saksen-Coburg Deze aanvaardde op voorwaarde dat
het Congres het verdrag der XVIII art., dat in Belgisch opzicht een heele
verbetering beteekende op het protocol van 20 Januari, zou aannemen. Bij
zijn tócht van Oostende naar Brussel werd hij feestelijk onthaald.
Te Gent echter was het onthaal zeer koel Leopold's verkiezing Was een triomf
voor de Engelsche diplomatie. Maar ode scheuring van het schoone Rijk der
Nederlanden was dit ook voor de fransche politiek; wel moest deze tegen
haar wil, de onafhankelijkheid van Bergië erkennen, maar Talleyrand
en vele Franschen gaven nog hun hoop op een latere inlijving niet ver1oren.
Reeds in April had Talleyrand bij protocol de slechting der vestingen bekomen,
die door de Sainte-Alliance in 1815 op de Zuiderlijke grenzen van België
waren opgericht.
DE TIENDAAGSCHE VELDTOCHT.
En toen koning Willem het verdrag der XVIII
artikelen weigerde te onderteekenen en het Belgisch leger versloeg in den
tiendaagschen veldtocht kwam een fransch leger, door koning Leopold geroepen,
opdagen, om het jonge franschgezinde staatje te steunen. Gezien de overmacht
der Franschen sloot Oranje een overeenkomst waarbij zijn leger over de
grens terugtrok. Had koning Willem bij het begin van den oproer dezelfde
krachtdadigheid aan den dag gelegd, waarschijnlijk was de fransch-waalsche
toeleg nooit met welslagen bekroond geworden.
België zou echter zijn nederlaag
duur betalen.
Reeds op 11 Augustus had de fransche
gezant Talleyrand zich op de conferentie te Londen smalend uitgelaten over
de Belgen: «Leopold was een armzalig wezen en de Belgen een hoop
vagebonden, de Onafhankelijkheid onwaardig.Een zelfstandig België
was onmogelijk en de eenige oplossing was het te verdeelen.» Palmerston
zond echter een ultimatum aan Frankrijk met verzoek om dadelijk zijn troepen
uit België terug te trekken. en Louis-Philippe kon niets anders dan
gehoorzamen. Op verzoek van Léopold bleven hier evenwel enkele duizenden
Fransche soldaten om mede te werken aan de herinrichting van het Belgisch
leger, dat sedertdien een model van verfransching werd en is gebleven.
Op de conferentie te Londen werd het verdrag der XVIII artikelen thans
gewijzigd door het verdrag der XXIV artikelen, waarbij aan België
heel wat zwaardere voorwaarden werden opgedrongen
ONS BESLUlT
In economisch opzicht ging het de nieuwbakken
Staat niet erg voor den wind: de steeds weer terugkeerende crisissen, in
handel en nijverheid, die na de Septemberdagen begonnen, zijn er het bewijs
voor. Het verbruik van katoen door de Gentsche nijverheid, dat in 1829
7.500.000 kilo overtrof, was in 1832 tot 2 milli-oen kilo gevallen en ging
de 5 millioen kilo in lange jaren niet te boven. Het dagloon van een katoenwever
op 1 Oogst 1830 nog 2 frankwas op 1 Januari 1835 tot 0,62 fr. teruggevallen.
Antwerpen en Oostende zagen hun handelsvloot verhuizen of in de dokken
verrotten. Vooral in Vlaanderen was het economisch verval zoo diepgaande
dat zelfs Louis-Philippe er de aan Dacht van Talleyrand op vestigde. In
een zijner volksliedjes zong; Door van Rijswijck :
Miserie, miserie,
de Waal aan 't ministerie,
dat deugt voor Vlaanderen niet.
Reeds in 1831 liet de afgevaardigde voor
Roeselare, C. Rodenbach, uitschijnen dat er op 380 beambten van de centrale
besturen slechts 22 Vlamingen waren. Natuurlijkerwijze ging de belangstelling
dier Waalsche beambten in de eerste plaats naar de streek hunner jeugd.
Daarbij komt nog dat men maar oog had voor de grootindustrie. De Waalsche
koolmijnen werden de kern van een machtige nijverheid, die weldra in België
den boventoon voerde en die zich in groote belangstelling van Staatswege
mocht verheugen. Vlaanderen integendeel scheen een schoon verleden zonder
toekomst. Het door koning Willem ontworpen kanaal van Terneuzen werd niet
voltooid; de haven van Oostende wachtte lang en vruchteloos naar verbetering;
de ontworpen vaarten in Vlaanderen en in de Kempen werden voor geruim en
tijd verdaagd. Terwijl een net van spoorwegen Wallonië omspande bleven
West- Vlaanderen en Limburg er zonder. Te Brussel scheen men te vergeten
dat Vlaanderen aan zee lag: met liet de visserij kwijnen.
* * *
De leiders der omwenteling
trachtten onze taal uit te roeien:
De eerste daad van het Voorloopig Bewind
was het staatsblad uitsluitend in het Fransch te laten verschijnen (5 October).
Tien dagen nadien schafte zij de Vlaamsche Kamer af, die bij het Hof van
beroep te Luik uitspraak.deed over de vonnissen uit Limburg. Einde October
werd het Vlaamsch uit het leger te bannen : commando en beheer, 't was
al fransch dat de klok sloeg. De 2700 officieren in 1831 waren allen Franschen
op 150 na: de generale staf telde 24 Franschen en 4 Belgen.
Op 16 November 1830 riep hét Voorloopig
Bewind het fransch uit als eenige officieele taal. «Overwegende dat
het Vlaamsch, door de inwoners van zekere plaatsen gesproken, verschilt
van provincie tot provincie en soms van omschrijving tot omschrijving,
zoodat het onmogelijk zou zijn den tekst der wetten en besluiten in die
taal af te kondigen, zal het fransch in België de eenige officieele
taal zijn. Wel werd in de grondwet de «vrijheid der talen»
geschreven en mocht de staatsburger de taal gebruiken die hij verkoos,
maar volgens hoogergenoemd besluit van 16 November moest dit recht «geregeld
worden om in overeenkomst met den dienst der algemeene regeering en der
recht banken gebracht te worden», wat beteekende dat wanneer de rechten
der burgers in botsing kwamen met de belangen of de grillen der ambtenaren,
de rechten der burgers moesten zwichten. In bestuur en leger was de verhouding
tusschen het aantal Vlamingen en Walen wraakroepend. Dit was het gevolg
van de geweldige «plaatskensjacht» waarmede de Walen hun taalgenooten
van het voorloopig Bewind bestookt hadden. En als kroon op dit hatelijk
verfranschingwerk drongen de ministeries van koning Leopold I legt de officieele
onderwijsgestichten het Fransch als voertaal op. De universiteit te Gent
werd een fransche universiteit. Vlaanderen scheen enkel nog een mooie bladzijde
oude geschiedenis. Maar toen kwam Willems en Snellaert en David en uit
het stof der bibliotheken brachten zij de overoude adelbrieven van onze
taal in het licht:
En Conscience leerde ons volk lezen en
schreef zijn leeuw van Vlaanderen, het volksboek van den Vlaamschen trots.
Deze jongens van boer en arbeider en burger begonnen een nieuw hoofdstuk
in de VIaamsche geschiedenis.
De Vlaamsche beweging was begonnen. Vlaanderen
zou niet sterven. Gij zegt dat 't Vlaamsch teniet zal gaan't En zal dichtte
Guido Gezelle, voor wiens luisterende ziel 't lijzigste gefluister taal
en teeken had. Hij verheerlijkte Vlaanderen, werk van Gods handen. Een
. ander kind uit West- Vlaanderen, Rodenbach, joeg den blauwvoet over 't
land. " En niettegenstaande de verlokking van het vreemde werd «onze
misprezen moedertaal» naar den troon gebracht van het volkshart.
We hebben moeten jaren en jaren strijden voor. een brokje recht. Heel de
negentiende eeuw is een eeuw van Vlaamsche schande en van Belgische verdrukking.
En dat zouden wij móeten vieren !
Wij vergeten niet dat bij de tonen van
de Brabançonne onze taal naar den stal werd verwezen. Wij kussen
de hand niet die ons slaat als dezen die aldus hopen wat kruimels te krijgen
van de belgische tafel. Wij vieren niet het jaar dat het schoone Nederland
vaneen scheurde. Noch in economisch opzicht, noch in Vlaamsch cultureel
opzicht hebben wij eenige reden tot dankbaarheid jegens de Waalsch-fransch.franskiljonsche
belhamels van 1830 En in godsdienstig opzicht ? Zeker, wij hebben geen
blad voor de mond genomen bij de bespreking van de regeeringsdaden van
koning Willem. Maar om wille van zijn despotische neigingen moesten wij
niet scheiden. Enkele jaren na 1830 moest Willem vaarwel zeggen ook aan
den Hollandschen troon. De belgische katholieken kregen de schoolvrijheid
zonder toezicht en zonder een cent! De hollandsche katholieken leven thans
onder het regiem van de gesubsidieerde vrijheid. Onze colleges zijn arme
luidjes in vergelijking met de mooie katholieke lycea bij onze noorderbroeders
en in heel.de katholieke wereld beschouwt men als een ideaal de schoolvrijheid
lijk... in Holland. De Vlamingen hebben in 1830 het ongelijk gehad zich
te laten op sleeptouw nemen door de Walen en de Franschen.
Wij hebben geleerd en zullen thans niet
meezingen in het belgisch koor, maar meer dan ooit zullen wij streven naar
de samenwerking van Noord- en Zuid-Nederland
Leve Vlaanderen !
Leve Belgica!
Leve Belgium!
Dat wil zeggen... Leve de Nederlanden
! .
door « VOLKSHEIL » V. z. W.
PRIJS: 1 FRANK -uitgeven in 1930
|