Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!



Hoofdstukken

Inleiding


Bezet Europa

De Duitse verdediging

De Geallieerde voorbereiding

De technische hoogstandjes der Geallieerden

De landing

Begin van het einde

De slachtoffers

De hedendaagse gevolgen van D-Day

Bronnenlijst

Media

situatiekaarten


geluid

filmclips

D-Day links

britannica artikel


brochure

normandy allies

d-day memorial foundation

go to d-day, (frans)

d-day museum

50-jarig jubileum van de invasie

duitse bron, samenvattend

Interactie/Contact

mail Omar


mail Ricardo
D-Day chat



De beslissing

De landing was gepland op 5 juni 1944, maar het weer voor die dag was te 
slecht, te ruw. Als het weer te slecht was, zouden de troepen moeite hebben 
met de doelen herkennen. Dit zou een catastrofe betekenen voor de troepen, 
omdat men misschien op de verkeerde punten zou landen, recht voor een 
batterij of op een te zacht strand. Ook zouden met te ruw weer de troepen 
zeeziek worden, waardoor de gevechtskwaliteit achteruitging.
Er waren echter al konvooien op zee toen de beslissing kwam dat ze terug 
moesten keren. Een konvooi bestemd voor Utah was zelfs al de Franse wateren 
genaderd op het moment dat de beslissing kwam terug te keren.
De beslissing van de landingsdatum was nu in handen van Eisenhower. Hij 
moest nu beslissen of de invasie op 6 juni zou plaatsvinden. Als dat niet 
kon, dan zou hij de landing moeten uitstellen naar twee weken later, omdat 
dat pas weer het moment zou zijn voor nog een poging. Dan was het tij en de 
maanstand pas weer gunstig.
Uiteindelijk werd beslist dat de landing op 6 juni zou plaatsvinden, met de 
simpele woorden die door Eisenhower op 5 juni werden uitgesproken:"Ok, we'll 
go".
Deze beslissing werd gevoed door twee redenen.
De eerste was het weerbericht. Dit weerbericht, geleverd door kapitein J.M. 
Stagg, voorspelde een kleine opklaring op 6 juni.
De tweede reden was het feit dat de manschappen, die nu aan boord van de 
overvolle landingsschepen zaten, daar niet te lang konden blijven en omdat 
het van boord laten gaan de veiligheid in gevaar zou brengen.

De reis

Nadat het bevel was gegeven stoomden de duizenden schepen op, voorafgegaan 
door mijnenvegers die de vaarroutes vrij moesten maken van mijnen, om zich 
samen te voegen op het verzamelpunt (bijgenaamd Picadilly Circus), 12 
kilometer ten zuidoosten van het Engelse eiland Wight.
Vanaf dit verzamelpunt zetten de geallieerden koers naar de invasiestranden, 
waarvoor de mijnenvegers tien vaargeulen vrijmaakten (elke vaargeul was 350 
tot 1100 meter breed), 4 voor de Western Task Force en 6 voor de Eastern 
Task Force.
Eenmaal in het invasiegebied aangekomen, maakten de mijnenvegers weer een 
gebied mijnenvrij, waardoor de oorlogsschepen de kust onder vuur konden 
nemen en de grote troepenschepen de landingsvaartuigen te water konden laten 
(dit mijnenvrij maken was een succes, slechts twee schepen liepen op een 
mijn).

De Atlantikwall

Ondertussen tastte men aan Duitse zijde in het donker, letterlijk. Dit was 
omdat de geallieerde bommenwerpers de radarstations aan de kust 
(bijvoorbeeld het radarstation van Pointe de Barfleur) hadden vernietigd. 
Tevens werden de overgebleven radarstations de hele tijd gestoord en voer de 
vloot in radiostilte.
Een ander aspect dat men de invasie nu niet verwachtte, was het slechte 
weer. Dit zorgde ervoor dat de soldaten niet goed patrouilleerden en dat 
sommige patrouilles zelfs helemaal werden overgeslagen. Dit was dan ook een 
van de redenen waarom de bevelhebbers niet zo alert waren.
Zo was Rommel naar zijn vrouw in Ulm gegaan (vertrok op 5 juni), en waren 
andere officieren bij hun vriendin of bezig met oorlogsspelen.
Toch waren ze wel op de hoogte dat er iets stond te gebeuren. De Duitse 
inlichtingendienst (de Abwehr) had half mei in Frankrijk al gerapporteerd 
dat het Franse verzet in opperste staat van paraatheid was gebracht. Hieruit 
kon men opmaken dat de invasie tussen 20 mei en 10 juni kon worden verwacht. 
Tevens hadden de geallieerden al na 30 dagen bepaalde radiocodes gewijzigd, 
die ze normaal pas na drie maanden wijzigden. Het duidelijkste bericht 
kregen ze echter van de BBC, die op 1 en 3 juni het eerste deel van een 
strofe van een gedicht van Verlaine uitzond, namelijk 'Les Sanglots longs 
des violons de l'automne'. Dit betekende dat de landing dan binnen 48 uur 
plaats zou vinden, zodra de rest werd uitgezonden. Het tweede deel werd dan 
ook op 5 juni uitgezonden, namelijk 'blessent mon coeur d'une langueur 
monotone'.
Ook dachten de Duitsers dat de geallieerden niet genoeg landingsvaartuigen 
hadden.
Over het algemeen had men dus genoeg aanwijzigingen voor een landing, maar 
negeerde men die.

De Amerikaanse luchtlanding

De Amerikaanse 101st Airborne Division had als taak het veroveren van de 
vier toegangswegen, een sluis en twee bruggen en het vernietigen van een 
spoor- en verkeersbrug. De landing verliep echter niet erg volgens plan, en 
de troepen raakte over een groot gebied verspreid, waarbij er al 
slachtoffers vielen voordat ze hadden gevochten (ze kwamen om in onder water 
gezette gebieden). Toch veroverden ze de vier toegangen tot de stranden, 
maar de twee bruggen die ze moesten vernietigen waren nog in vijandelijke 
handen.
De 82nd Airborne Division verging het al niet veel beter. Hun doel was een 
bruggehoofd op de westelijke oever van de Meredet veroveren en bezet houden, 
twee bruggen over de Douve vernietigen en Sainte-Mere-Eglise innemen.
Ook zij raakten verspreid bij het landen, en ook hier stierven velen de 
verdrinkingsdood of werden gevangen genomen.
De aanval op Sainte-Mere-Eglise was een succes en na lange gevechten met 
Duitse verzetshaarden was om 9.30 de eerste Franse stad bevrijd. Ze zouden 
echter nog enkele Duitse tegenaanvallen krijgen.
Veel mannen waren verspreid terechtgekomen, en deze vochten nu in groepjes 
in vijandelijk gebied, ze zouden nog tot D+4 geïsoleerd blijven en de doelen 
aan de Douve niet halen.
De 82nd had aan het einde van D-Day, in tegenstelling tot de 101st, nog geen 
contact met de troepen die van de stranden kwamen.

De landing op Utah

De landing op Utah was gepland om 6.30, en om dat te bereiken werd er om 
twee uur 's nachts begonnen met het vegen van mijnen in het landingsgebied 
(wat overigens bij elk strand werd gedaan), waarna de oorlogsschepen op hun 
aangewezen plaatsen gingen liggen, slagschepen en kruisers op 9900 en 
torpedobootjagers op 4500 meter van de kust (soms kwamen ze zelfs 
dichterbij. De afstanden gelden overigens voor elk strand). De vuurdekking 
ter plaatse werd geleverd door de landingsschepen met raketten en kanonnen. 
De troepen werden 17 km van de kust in de landingsvaartuigen gezet, maar de 
zee was niet zo wild, aangezien Pointe-de-Barfleur en Pointe-du-Hoc aan 
weerszijden van het strand lagen. Om 5.30 werden de Marcouf eilanden voor de 
kust veroverd en werd daar luchtdoelgeschut op gezet. Intussen had een 
Duitse batterij het vuur geopend op een van de torpedobootjagers en de 
schepen kregen het bevel om de kust onder vuur te nemen.
Ondertussen waren de eerste troepen geland, en werden de 32 DD- tanks te 
water gelaten (dichterbij de kust dan gepland, de zee was er rustiger. 
Hierdoor ging er geen een in zee verloren) om nabijsteun te verlenen.
Met behulp van deze tanks werden al snel een aantal sleutelposities 
veroverd, waarna er in de tweede golf demolitieteams van de marine aan land 
kwamen om de strandversperringen op te ruimen.
Aan het einde van de dag waren er over een lengte van 1440 meter alle 
obstakels verwijderd. Verder verliep de landing op Utah goed, en om 18.00 
uur waren er op Utah meer dan 21.000 manschappen, 1700 voertuigen en 1700 
ton voorraden aan land gebracht, en dat ten koste van 'slechts' 197 doden.

De bestorming van Pointe-du-Hoc

Pointe-du-Hoc is een half in zee gelegen rots, waarboven de Duitsers een 
batterij hadden neergezet met zwaar geschut, die Omaha Beach kon bestrijken. 
Om deze batterij uit te schakelen zouden Rangers (Amerikaanse commando's) de 
rotswand beklimmen en de batterij uitschakelen. De Rangers landden om 7.10 
uur op het kleine strandje aan de voet van de klif (ze waren 40 minuten te 
laat door stromingen en ruwe zee). Voorafgaand was de rots al beschoten door 
de USS Texas, een Amerikaans slagschip, en door enkele torpedobootjagers. 
Toen de Rangers eenmaal na een lange en gevaarlijke klimpartij boven kwamen 
en de Duitsers hadden uitgeschakeld, bleken de bunkers leeg te zijn. De 
batterij stond landinwaarts. Nadat deze vernietigd was kregen ze het zwaar 
te verduren door Duitse tegenaanvallen, maar met behulp van de schepen 
hielden ze stand, om later ontzet te worden.

De landing op Omaha

De landing op Omaha was gepland op hetzelfde tijdstip als die op Utah, om 
6.30 dus.
Hier ging alleen veel mis. De beschietingen vonden plaats vanaf 40 minuten 
voor de landing, waardoor er niet voldoende tijd was om alle Duitse kanonnen 
uit te schakelen. Ook hier werden de troepen 17 km uit de kust in de 
landingsvaartuigen gezet, maar de zee was hier een stuk ruwer. Hierdoor 
duurde het 3 uur voordat de boten het strand bereikten en raakte de 
landingsgolven door elkaar en uit formatie. Ook de tewaterlating van de 
tanks ging niet goed. In plaats van te wachten tot ze in rustiger water 
waren, werden de tanks op de linkerflank in te woelig water te land gelaten, 
waardoor er 27 verloren gingen en slechts 5 het strand bereikten. Op de 
rechterflank werden de tanks pas ontscheept toen het schip vaste bodem 
voelde.
De ruwe zee eiste behalve 27 tanks ook veel geallieerde 
aanvalsvoer/vaartuigen, de DUKW's. Deze waren beladen met veel noodzakelijk 
materiaal, zoals artillerie en spullen om versperringen op te ruimen, die 
daardoor nog steeds het strand versperden. Om toch bij het strand te komen 
gebruikte men soms schepen om zich een weg te banen, andere schepen bleven 
heen en weer varen op zoek naar een opening. Toch werd er men man en macht 
gewerkt aan het opruimen van de versperringen, wat moeilijk was met te 
weinig materiaal en mannen die er dekking achter zochten. Het lukte echter 
toch, en uiteindelijk werden er 8 vaargeulen vrijgemaakt.
De troepen op het strand lagen echter nog steeds onder moordend vuur van de 
Duitsers in hun bunkers en stellingen. Toen kapitein ter zee Harry Sanders 
dit zag stuurde hij zijn 18de eskader torpedobootjagers dicht naar het 
strand om de Duitse posities van dichtbij onder vuur te nemen.
Uiteindelijk lukte het om de Duitse linies te doorbreken en landinwaarts te 
trekken, waarna het strand werd overspoeld door troepen, voertuigen en 
voorraden.

De landing op Gold

De landing op Gold was ook niet echt simpel. Deze landing moest beginnen om 
7.25 uur, maar daar aangekomen bleek dat over een lengte van 5 kilometer 
2500 obstakels waren aangebracht, wat ervoor zorgde dat het moeilijk was om 
aan land te komen. Tevens hielden de Duitsers, die zich schuilhielden in 
versterkte dorpen, het strand onder een moordend vuur. Hierdoor werden veel 
landingsvaartuigen vernietigd, maar dankzij de steun van de schepen lukte 
het toch om aan land te komen. Vanwege sterke Duitse tegenstand duurde het 
echter twee dagen en 200 slachtoffers voordat ze Port-en-Bessin veroverden

De landing op Juno

De landing op Juno zou beginnen om 7.45, maar vanwege vertraging bleek dat 
toen ze bij het strand aankwamen het tij te hoog was om de obstakels te 
vernietigen en vaarroutes te creëren. Hierdoor hadden de landingsschepen 
veel problemen om aan land te komen, en velen raakten beschadigd of zonken. 
Ondertussen namen de begeleidende schepen de Duitse kanonnen, loopgraven en 
andere stellingen onder vuur.
Ook hier was er een bevelhebber die vond dat de zee te ruw was om de DD- 
tanks te water te laten en besloot ze gewoon aan land te zetten.
Tegen de avond waren de Canadezen veilig geland, en werden er 
voorbereidingen getroffen om versterkingen te laten landen.

De landing op Sword

De landing op Sword zou plaatsvinden om 7.25 uur, en ook hier hadden de DD- 
tanks veel moeite met het ruige water, wat ervoor zorgde dat van de 40 te 
water gelaten tanks er 8 meteen zonken. Hierna volgden de landingsboten met 
infanterie, en deze wisten met goed sturen en geluk de obstakels te 
ontwijken. Nadat de Duitsers echter waren bekomen van de schok nam hun 
tegenstand sterk toe, wat ervoor zorgde dat de tweede landingsgolf het veel 
moeilijker had, en dus moesten weer de begeleidende schepen te hulp 
schieten, en weer met succes. Na hevige gevechten werd 's middags de rest 
van de divisie aan land gezet, dus ook hier was de landing geslaagd.

Behalve troepen zette de Eastern Task Force (bovengenoemde drie stranden) op
D-Day ook 900 tanks en andere pantservoertuigen, 240 stuks veldgeschut, 280 
stuks anti-tankgeschut, 80 stuks licht luchtafweergeschut, 4500 voertuigen 
en 4300 ton munitie en voorraden aan land.
De hele gecombineerde Task Force had nadat de eerste Amerikanen op Utah 
waren geland 133.000 man aan land gebracht.

De Britse luchtlanding

De taak van de Britse luchtlandingstroepen was het beveiligen van de flank 
van de landingen op Sword. Om hun missie te volbrengen voordat de troepen 
vanuit zee zouden landen, zouden ze, net als de Amerikanen, 's nachts 
landen. Dit was gevaarlijk, maar de Duitsers konden zich in het donker 
minder goed verdedigen.
Een van de doelen waren de bruggen over het Kanaal van Caen en de Orne. Ze 
werden verdedigd door rond de 50 Duitsers, dus de Engelsen waren daar in de 
meerderheid (6 zweefvliegtuigen met 181 man). Binnen 10 minuten nadat ze 
waren geland waren de bruggen onbeschadigd in hun handen. De Duitsers waren 
dood, gevlucht of gevangengenomen. Binnen het uur werden ze versterkt met 
parachutisten en groeven ze zich in, waardoor ze verschillende Duitse 
tegenaanvallen afsloegen. Kort na het middaguur hoorden ze doedelzakken, de 
commando's van Lord Lovat waren gearriveerd.
Het andere doel was de batterij bij Merville. Deze was zeer goed verdedigd. 
Daarom was het plan dat deze eerst gebombardeerd zou worden, waarna de 
troepen hem zouden bestormen. De uitvoering was iets anders.
Het bombardement mistte de batterij en raakte bijna de eigen troepen, die 
maar met zo'n 150 man waren (de rest was verdwaald, dood, gevangen, enz). 
Tevens ontbrak er veel van de benodigde uitrusting. Ondanks alles bestormden 
ze de batterij, beschadigden de kanonnen, dreven de Duitsers terug en namen 
er zo'n 30 gevangen. Uiteindelijk had men meer dan de helft van de troepen 
verloren, maar het doel was gehaald.
De hele nacht door landde er zweefvliegtuigen en parachutisten, en die 
slaagden erin de vijf bruggen over de Dives te vernietigen, zodat er geen 
enkele Duitser meer bij het gebied kon komen. De hoofdmacht van de 6de 
Britse luchtlandingsdivisie kon nu landen. Alle doelstellingen waren 
gehaald.

De reactie van de Duitse Marine

De Duitse marine kon niet veel uitrichten tegen de geallieerden en hun 
overwicht aan schepen en vliegtuigen, maar toch boekte ze enkele successen. 
Zo vuurden 3 torpedoboten uit Le Havre een aantal torpedo's af op de Eastern 
Task Force voordat ze verdwenen met behulp van een rookgordijn, en brachten 
de Noorse torpedobootjager Svenner tot zinken.
Verder deden nog 3 torpedobootjagers een poging op 6 juni, maar werden 
verdreven. Op 8 juni kwamen ze echter terug met een vierde schip, maar 
werden uit elkaar geslagen door 8 geallieerde schepen, die er eentje zwaar 
beschadigde, eentje tot zinken brachten en eentje liep brandend vast op de 
kust.
Op 13 en 14 juni werd er definitief afgerekend met de Duitse 
oppervlakteschepen. Er werden in totaal 57 vaartuigen tot zinken gebracht en 
vernietigd door Beaufighters en 325 zware Lancaster bommenwerpers.
Toch hadden de Duitsers nog 2 LST's en 9 kleinere boten vernietigd.
Met de Duitse onderzeeërs ging het al niet veel beter. Van alle onderzeeërs 
die op de invasievloot werden afgestuurd (35 in totaal) werden er 5 
beschadigd, 6 tot zinken gebracht en de rest werd gedwongen te duiken. Dit 
deed het Duitse opperbevel besluiten alle boten terug te trekken op 6 
onderzeeërs met het geavanceerde 'snorkelsysteem' na. Vanuit Noorwegen 
vertrokken vervolgens ook 5 van deze onderzeeërs, waarvan er snel 2 tot 
zinken werden gebracht. Later werden er nog eens 3 onderzeeërs tot zinken 
gebracht.
Toch hadden ze een bescheiden succes, ze torpedeerden in totaal een Brits 
fregat, een Amerikaanse LST en 3 Liberty vrachtschepen.

De bevoorrading

De hele invasie zou voor niets geweest zijn als de troepen niet voldoende 
bevoorraad werden. Zoals u nog weet werden speciaal voor dit doel twee 
kunstmatige havens in Engeland gebouwd, die naar Normandie werden gesleept 
en daar werden geassembleerd. Deze havens waren nodig tot de geallieerden 
andere havens hadden veroverd en in gebruik hadden genomen. Ook werd er 
gebruik gemaakt van de kleine havens die veroverd waren. Tevens werd er in 
afwachting van de kunstmatige havens gebruik gemaakt van landingsschepen ter 
bevoorrading, wat zeer slecht was voor de schepen zelf, maar wel effectief.
Net nadat de kunstmatige havens waren voltooid kwam er een vijand die erger 
was dan de Duitsers, het weer. Dit sloeg om, waardoor er een stormkracht 
ontstond die ervoor zorgde dat alle transporten moesten worden gestaakt.
Deze storm, die 3 dagen aanhield, was misschien wel de ergste storm die het 
Kanaal trof sinds 40 jaar. Deze storm zorgde ervoor dat de kunstmatige 
havens zwaar werden beschadigd, dat rond de 800 vaartuigen aan de grond 
liepen en dat er honderden kleine scheepjes zonken.
Toen deze storm uiteindelijk voorbij was, werd zo snel mogelijk begonnen met 
het repareren van de schade en het herstellen van de transportdiensten. De 
voorraden waren immers broodnodig.

<-- [inleiding] -->