Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
4. Het ontwaken

Na verloop van tijd vertelden de vrouwen hem over hun verlangen naar de bossen bij de stad en hoe mooi ze wel niet waren. Omdat de prins zich als een olifant in huis gevangen voelde, zette hij zijn zinnen op het maken van een reis buiten het paleis. De koning hoorde van de plannen van zijn dierbare zoon en organiseerde een pleziertochtje dat waardig was voor zowel zijn eigen voorkomen en koningschap als de jeugd van zijn zoon. Hij gaf orders om iedereen uit het volk met een ziekte van de weg te halen, omdat hij bang was dat ze de gevoelige geest van de prins in de war zouden brengen. Gemoedelijk werden alle kreupele verdreven, en alle gekken, oude, ijlende mensen en de vervelende bedelaars. De koninklijke weg werd waarlijk majesteitelijk.

De burgers onthaalden de prins in gejuich. Maar de Goden van de Pure Woonplaats zagen dat iedereen gelukkig was alsof ze in de hemel waren en maakten de illusie van een oude man om de zoon van de koning van het paleis te lokken. De wagenmenner van de prins legde hem uit wat ouderdom betekent. De prins reageerde op dit nieuws als een stier op een vlak bij hem ingeslagen bliksem. Zijn verstand was gezuiverd door de goede bedoelingen van zijn vorige levens en door de goede daden die hij had verzameld gedurende de ontelbare aeonen. Daarom was zijn lieflijke ziel zo geschokt bij het horen van ouderdom. Hij zuchtte diep, schudde zijn hoofd, staarde de oude man aan, onderzocht de feestelijke menigte, en zei, diep geschokt, tot de wagenmenner: "Zo is het dus dat ouderdom alle herinnering verjaagd, de kracht en schoonheid van alles! Toch gaat de wereld gewoon verder als het zoiets ziet. Omdat dit zo is vraag ik je de paarden te keren en snel terug te reizen naar het paleis! Hoe kan ik me nog verheugen om in een park te wandelen als mijn hart zwaar is van de angst voor ouderdom?" Bij deze woorden van de zoon van de meester draaide de wagenmenner de wagen. En de prins keerde terug naar zijn paleis dat hem nu leeg toescheen na zijn angstige overdenkingen.

Op een tweede pleziertochtje maakten dezelfde goden een man met een ziek lichaam. Toen dit hem werd uitgelegd was de zoon van Shuddhodana ontdaan en trilde zoals de maan weerkaatst in gerimpeld water en zei, in zijn medelijden, deze woorden met een lage stem: "Dit is dus de ramp van de ziekte die mensen overkomt. De wereld ziet het en is niet ontdaan. Gebrekkig in inzicht blijven ze vrolijk onder de constante bedreiging van ziekte. We zullen deze tocht niet verder voortzetten maar naar het paleis terugkeren! Nu ik de gevaren van ziekte heb geleerd is mijn hart niet meer geschikt voor plezier en lijkt eronder in zichzelf in te krimpen."

Op een derde tocht lieten de goden een overleden man zien die voor de ogen van de prins en zijn wagenmenner langs de rand van de weg werd afgevoerd. De wagenmenner legde hem de betekenis uit van dit tafereel. Hoewel hij een moedig man was werd de zoon van de koning onpasselijk toen hij hoorde van de dood. Terwijl hij zijn schouder liet leunen tegen een stang van de wagen sprak hij deze woorden met luide stem: "Dit is het einde voor ons allemaal en de wereld loopt eraan voorbij en vergeet zijn angsten! De harten van de mensen zijn gehard door angsten want ze lijken op hun gemak als ze op weg zijn naar het volgende leven. Draai de wagen om! Dit is geen plaats of tijd voor pleziertochtjes. Hoe kan een intelligent persoon geen aandacht schenken tijdens een ramp terwijl hij weet dat zijn ondergang hem wacht?"

Verder