Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
12. De verlichting

Nu hij het geweld van Mara had getrortseerd met zijn kalmte en standvastigheid zette de Bodhisattva, nu een meester in de Trancische meditatie, zich in een diepe trance om de uiteindelijke werkelijkheid van alle dingen en het laatste doel van het bestaan te doorgronden. Daarna verkreeg hij het volkomen inzicht in alle graden en soorten van trance:

1. In de eerste wacht van de nacht herinnerde hij zich de achtereenvolgende series van geboorten. "Daar was ik zo en zo; dat was mijn naam; toen overleed ik daar en kwam ik hier." Op deze manier herinnerde hij zich duizenden geboorten, alsof hij ze herbeleefde. Toen de Wijze zijn eigen geboorten en dood in zijn verschillende levens had herinnerd, wende hij zijn gedachten, vol medelijden, naar de andere levende wezens, en dacht hij bij zichzelf: "Keer op keer moeten ze de meest geliefde naasten achter zich laten en verder trekken en dat zonder ooit te stoppen. Deze wereld is zeker hulpeloos en onbeschermd, en draait als een wiel om en om." Toen hij verder ging met het op deze manier herinneren van het verleden, kwam hij tot de conclusie dat deze wereld van Samsara zonder inhoud is als een holle boom.

2. Tweede achter niemand in waarde verkreeg hij in de tweede wacht van de nacht het hoogste hemelse oog want hij was de beste van alle die zien. Daarna keek hij met het perfect pure hemelse oog naar de hele wereld die hem toescheen alsof hij in een vlekkeloze spiegel werd weerkaatst. Hij zag dat het vergaan en de wedergeboorte van wezens afhangt van hun superieure of inferieure daden. En zijn medelijden groeide nog verder. Het werd hem duidelijk dat er geen zekerheid is te vinden in deze vloed van het Samsarische bestaan, en dat de dreiging van dood altijd aanwezig is. Van alle kanten aangevallen vinden de levende wezens geen rustplaats. Op deze manier onderzocht hij de vijf plaatsen van wedergeboorte met zijn hemelse oog. En hij vond niets in de wereld van worden, zoals er geen hard hout is te vinden in een hole boom als je alle lagen ervan af plukt.

3. Toen de derde wacht van die nacht begon richtte de hoogste meester in de trance zijn meditatie op de werkelijke en essentiële natuur van deze wereld: "Helaas, levende wezens sloven zich uit voor niets! Keer op keer worden ze geboren, worden ze oud, sterven ze, gaan ze over naar een nieuw leven en worden daar opnieuw geboren! Erger nog, inhaligheid en desillusie vernauwen hun blik, en ze zijn blind van geboorte. Hoe intelligent ook, ze weten nog niet hoe aan deze massa ziekten te ontsnappen." Toen onderzocht hij de twaalf relaties van geconditioneerde wisselwerkingen en zag hij dat ze, te beginnen met onwetendheid, lijden tot ouderdom en dood, en te beginnen met het ophouden van onwetendheid, lijden tot het ophouden van geboorte, ouderdom, dood en alle soorten ziekten.

Toen de grote ziener begreep dat waar geen onwetendheid is, er ook geen karma meer gemaakt wordt - had hij een correcte kennis opgedaan van alles wat er te weten is, en stond hij in de wereld als een Boeddha. Hij ging door de acht stadia van Trancisch inzicht en bereikte spoedig het hoogste punt. Vanaf het summa van de wereld naar beneden kijkend kon hij nergens het zelf ontwaren. Zoals het vuur, wanneer de brandstof op is, werd hij rustig. Hij had de perfectie bereikt en dacht bij zichzelf: "Dit is de authentieke Weg waarop in het verleden zoveel grote zieners, die ook alle hogere en alle lagere dingen kenden, zijn afgereisd op weg naar de ultieme en werkelijke waarheid. En nu heb ik het verkregen!"

4. Op dat moment gedurende de vierde wacht van de nacht waarin de dageraad aanbrak en alle geesten die bewegen en die dat niet doen waren gaan rusten, nam de grote ziener de positie in die geen verandering meer kent, en de leider van alles bereikte de staat van alwetendheid. Toen hij, door zijn Boeddhaschap, dit feit onder ogen zag, waggelde de wereld als een vrouw dronken van wijn, de hemel was helder door de Siddhas die in groten getale en van alle richtingen aan kwamen, en de machtige drums van de donder schalde door de lucht. Milde briesjes waaiden lichtjes, regen viel uit een wolkeloze hemel, bloemen en vruchten vielen buiten het seizoen van de bomen - in een poging, als het ware, om hem respect te betuigen. Mandarava bloemen en Lotus bloesem, en ook waterlelies gemaakt van goud of beril, vielen uit de lucht op de grond bij de Shakya ziener, zodat het leek alsof het een plaats was van de goden. Op dat moment was niemand kwaad, ziek of bedroefd; niemand deed kwaad, niemand was trots; de wereld werd helemaal rustig alsof het de perfectie had bereikt. Vreugde spreidde zich uit over de plaatsen van die goden die gered wilden worden; vreugde spreidde zich ook uit onder diegene die in de onderste regionen wonen. Overal werden de beste versterkt, de invloed van Dharma verstevigt, en de wereld richtte zich op uit het slijk van de zinnelijke geneugten en de nacht van onwetendheid. Vol vreugde en verbazing over het werk van de Wijze waren de zieners van het zonneras die de beschermers waren van de mensen, die koninklijke zieners waren, die grote zieners waren, stonden in hun woning in de hemelen en bewezen hem de eer. De grote zieners onder de gastheren van onzichtbare wezens konden worden gehoord terwijl ze zijn faam verspreiden. Alle levende dingen waren verheugd en voelden dat het goed ging. Alleen Mara voelde zich diep ongelukkig alsof hij onderhevig was aan een plotselinge val.

Zeven dagen verbleef hij daar - zijn lichaam bracht hem geen problemen, zijn ogen gingen niet dicht en hij keek in zijn eigen geest. Hij dacht: "Hier heb ik de vrijheid gevonden" en hij wist dat het verlangen van zijn hart eindelijk vervuld was. Nu hij het principe van oorzakelijkheid begrepen had, en zichzelf overtuigd had van het ontbreken van het zelf in alles dat is, ontwaakte hij uit zijn diepe trance, en in zijn grote medelijden bezag hij de wereld met zijn Boeddha-oog om het vrede te geven. Toen hij echter aan de ene kant zag dat de wereld was verstrikt in lage bedoelingen en verwarde pogingen, dik bedekt met vuil van het zinnelijke genot, en aan de andere kant de buitengewone subtiliteit van de Dharma van emancipatie, voelde hij zich geroepen om niets te doen. Maar wanneer hij de betekenis van zijn belofte uit het verleden zwaarder liet wegen om alle wezens te verlichten, werd hij vervuld van het idee om de weg naar Vrede te laten zien. Terwijl hij zijn gedachten liet gaan bedacht hij zich dat sommige mensen veel passie hebben en andere weinig. Toen Indra en Brahma, de twee bazen van diegene die in de hemelen wonen, door hadden dat de Sugata van plan was om de weg naar Vrede te verkondigen, schenen ze helder en kwamen op hem af omdat het welzijn van de wereld hun verantwoording was. Hij bleef op zijn stoel, vrij van alle zonde en succesvol in zijn doel. De beste Dharma die hij had gezien was zijn beste gezelschap. Zijn twee bezoekers zeiden mild en eerbiedig deze woorden tot hem: "Veroordeel alstublieft niet al diegene die leven alsof ze zo'n schat niet waard zijn! Oh, heb medelijden met de wezens van deze wereld! Hun eigenschappen zijn zo verschillend; de ene heeft veel passie en de ander weinig. Nu je de oceaan van wording hebt overgestoken, O Wijze, red alstublieft ook de andere levende wezens die diep zijn gezonken in het lijden! Zoals een genereuze heer zijn rijkdom deelt, zo mag u ook anderen beinvloeden met uw deugden! De meeste die weten wat goed is voor hen in deze wereld en de volgende, handelen alleen uit eigenbelang. In de wereld van de mensen en in de hemel is het moeilijk om iemand te vinden die wordt geleid door het welzijn van de wereld." Nadat ze dit verzoek hadden gedaan aan de grote ziener gingen de goden terug naar hun hemelse woning langs de weg waarop ze waren gekomen. En de wijze dacht diep na over deze woorden. Daarna werd hij bevestigd in zijn besluit om de wereld te bevrijden.

Toen kwam de tijd van het aalmoezenrondje en de Wereldbewakers van de vier windstreken presenteerden bedelaarsschaaltjes aan de ziener. Gautama nam de vier aan maar voor zijn Dharma maakte hij er een van. Op dat moment kwamen twee handelaars langs van een passerende karavaan. Op aanwijzing van een vriendelijke god groeten ze de ziener en verheugd in hun hart gaven ze hem aalmoezen. Zij waren de eersten die dit deden.

Daarna zag de wijze dat Arada en Udraka Ramaputra de twee mensen waren die het beste de Dharma konden begrijpen. Maar daarna zag hij dat deze twee waren weggegaan om bij de goden in de hemel te wonen. Daarom richtte hij zijn geest vervolgens op de vijf bedelmonniken. Om de weg naar de Vrede te kunnen verkondigen en daarmee de donkerte van onwetendheid te verdrijven zols de zon de donkere nacht verdrijft, ging Guatama naar de gezegende stad Kashi, waaraan Bhimaratha zijn liefde gaf, en die versierd is met de rivier de Varanasi en vele prachtige bossen. Toen, voordat hij zijn plan uitvoerde om naar de regio Kashi te gaan, richtte de Wijze, met ogen als van een stier en de gang van een doorgedraaide olifant, nogmaals zijn standvaste blik op de voet van een Bodhi-boom nadat hij zijn hele lichaam had gedraaid als een olifant.

Verder