Wet van 4 april 1892, Stb. 55, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Rijkswet van 10 oktober 1996, Stb. 1996, 520
In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk,
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te
weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is
door het instellen van eene nieuwe Ridderorde de gelegenheid te
vermeerderen tot het verleenen van vereerende onderscheidingen;
Gelet op artikel 66 der Grondwet;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan,
gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 66 van de Grondwet (tekst van 1886) bestaat niet meer.
Er wordt een Orde ingesteld, strekkende tot vererende onderscheiding van Onze onderdanen of vreemdelingen, die zich jegens Ons en de staat of jegens de maatschappij op bijzondere wijze hebben verdienstelijk gemaakt.
Deze Orde draagt de naam van "de Orde van Oranje-Nassau".
Het Grootmeesterschap van deze Orde is onafscheidelijk aan de Kroon der Nederlanden verbonden.
Deze Orde bestaat uit zes graden.
Alle benoemingen in deze Orde geschieden bij koninklijk besluit.
De Ridders van de eerste graad van deze
Orde dragen de naam van Ridder Grootkruis.
De Ridders van de tweede graad van deze Orde dragen de naam van
Grootofficier.
De Ridders van de derde graad van deze Orde dragen de naam van
Commandeur.
De Ridders van de vierde graad van deze Orde dragen de naam van
Officier.
De Ridders van de vijfde graad van deze Orde dragen de naam van
Ridder.
De Ridders van de zesde graad van deze Orde dragen de naam van
Lid.
Vervallen.
Vervallen.
Tot goedmaking der onkosten der Orde wordt jaarlijks een som op de staatsbegroting gebracht.
De Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw is tevens Kanselier dezer Orde.
Zie het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, den 4den April 1892.
EMMA.
De Minister van Buitenlandsche Zaken,
VAN TIENHOVEN.
De Minister van Justitie,
SMIDT.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
TAK VAN POORTVLIET.
De Minister van Financiën,
PIERSON.
Uitgegeven den zes en twintigsten April 1892.
De Minister van Justitie,
SMIDT.