HAUTE COUTURE

HAUTE COUTURE:



Mode is Frans (Latijn; modus) en betekent: manier of wijze.
Mode en kleding:
Mode (ook het Engelse woord look wordt gebruikt) is de manier waarop (de meeste) kleding op een bepaald moment mooi wordt gevonden; ook wat wordt gedragen kan zo heten. Toch heeft het woord een meer avant-gardische betekenis. Mode is dat wat 'voorgeschreven' wordt door de modehuizen.
Vaak is het op het moment zelf niet duidelijk hoe het modebeeld is. Pas achteraf wordt iets herkend als de mode van bijvoorbeeld de jaren '50 (petticoat, vetkuif).
De modeshows in het prêt a porter seizoen, bepalen het modebeeld van het komende jaar, althans, wat in de winkels gaat hangen. Of het een echte trend wordt, ligt aan de mensen die de kleding kopen. Meestal duurt het een tijd voor iets een trend wordt, en in de mode komt, omdat mensen gewoonweg niet zo snel overstappen op een andere wijze van kleden.
Belangrijke modecentra zijn o.a. Parijs, Milaan en New York, waar de belangrijkste ontwerpers van haute couture hun creaties op de catwalk laten zien.
Verklaring voor het verschijnsel "mode" Mode heeft vrijwel altijd bestaan. In de prehistorie was het wellicht niet zo belangrijk hoe men erbij liep. De Grieken en Romeinen kenden wel zeker al mode; zij voegden individuele details en accessoires toe aan hun kleding. In de middeleeuwen had de adel prachtige royale kleding, terwijl het gewone volk in lompen gehuld was. Tijdens het Ancien Régime was de wijze van kleding sterk gebonden aan beperkende voorschriften. De stand waartoe men behoorde bepaalde de wijze van kleden. Bijgevolg kon men iemands sociale klasse en positie in de maatschappij aflezen aan de kleding. Deze code verviel na de Franse Revolutie. Daar het wegvallen van een dwingende norm ontstond pas echt zo iets als mode in de vorm van een richtsnoer, een na te streven model, om een zekere sociale identiteit te verwerven. Ook het ontstaan van merkkledij is alzo te verklaren. Strenge kledingsvoorschriften gelden nu nog in geïsoleerde religieuze gemeenschappen zoals de Quakers en de orthodoxe joden. Elders overleven deze als etnische folklore.
Uitbreiding begrip "mode":
Mode komt niet alleen bij kleding voor. Ook de manier waarop bijvoorbeeld huizen worden gebouwd en ingericht is onderhevig aan mode. In de architectuur wordt dit een stijl genoemd. Er moet vaak in een stijl worden gebouwd die op dat moment bij de opdrachtgever geliefd is, dus mode is. Ook de aankleding van een woning zoals de keuze van gordijnen, vloeren, behangpapier tot aan de badkameraccesoires toe zijn aan modetrends onderhevig.
Haute couture is het hoogtepunt van mode, ontworpen door modeontwerpers die voor een selecte markt werken. Er worden slechts één of soms enkele exemplaren van de kledingstukken gemaakt, die op maat worden gemaakt voor de drager ervan. Alle couturestukken worden dan ook met de hand gemaakt van de fijnste stoffen en met gebruik van de meest verfijnde technieken. Dit is dan ook het verschil met de zogenaamde prêt-à-porter of confectiekleding, mode die gewoon klaar is om te dragen, dus niet op maat. De prêt-à-porter is vaak een vertaling van de haute couture naar het dagelijkse leven: lange avondjurken, met soms extravagante details en stoffen worden als het ware 'draagbaarder'.
De haute couture is ontstaan in de tweede helft van de 19e eeuw doordat de Engelse couturier Charles Frederick Worth geen kleding maakte op verzoek van klanten, maar eigen collecties ontwierp. Die werden dan weer gepresenteerd aan rijke vrouwen die hun eigen stof toevoegden aan zijn ontwerpen.
Vanouds komt de haute couture uit Frankrijk (Parijs), maar tegenwoordig steeds meer uit steden als New York, Londen en Milaan. Een modeontwerper die haute couture maakt, wordt haute couturier genoemd. Slechts een kleine groep modeontwerpers in Frankrijk mag zich haute couturier noemen. Daarvoor moet de ontwerper in kwestie benoemd worden door de Chambre Syndicale de La Couture. Zij kent de titel haute couturier slechts toe wanneer de ontwerper voldoet aan volgende voorwaarden:
Kleding moet in eigen ateliers vervaardigd worden. In de ateliers moeten minimaal 20 personen werken. Twee keer per jaar moet hun collectie gepresenteerd worden op de catwalk, met ten minste 50 verschillende, nieuwe kledingstukken per model. De kleding moet getoond worden door ten minste 3 mannequins. Er moet een speciale ruimte zijn waar kleding aan vaste klanten getoond kan worden.
De doelgroep die zich haute couture kan veroorloven is betrekkelijk klein. Daarbij komt het gegeven dat de meeste van bovenstaande huizen ook een prêt-à-portercollectie hebben die voor een breder publiek toegankelijk is. Hierdoor is het aantal haute couturiers de laatste jaren aanzienlijk gedaald. Enerzijds behoudt de haute couture hierdoor zijn exclusief karakter, anderzijds maakt dit de toekomst ervan wat onzeker. Nochtans blijft haute couture een kunstvorm waarmee de ontwerper kan experimenteren, waardoor het nooit volledig zal verdwijnen. De haute couture heeft daarbovenop namelijk ook een reclamefunctie voor het huis.

*************************************

De meest toonaangevende ontwerper van de eerste 20 jaren van vorige eeuw is Paul Poiret, Hij leefde van 1879 tot 1944 en in tegenstelling tot ande couturiers staat hij wel open voor vernieuwing, zijn ontwerpen zijn voor die tijd zeer vooruitstrevend. Ook haalt hij de vrouwen over om afstand te doen van hun korset.
In de jaren 20 moest Poiret concurreren met modehuis Chanel en in plaats van met de tijd mee te gaan worden zijn creaties overdadiger en gecompliceerder, in tegenstelling tot de simpele kleding van Chanel.
Winkelen werd een nieuw tijdverdrijf in het decennium, de introductie van spiegelglas was een feit. In de 20er jaren vertoonden de etalages kleding gedragen door levensgrote, vleeskleurige dummies; deze waren realistisch beschilderd met haar en make-up.

**********************************************


GABRIELLE COCO CHANEL (1883-1971):
Gabrielle Chanel werd in 1883 in de franse provincie geboren als dochter van een straatventer en een boerenvrouw. Na de vroege dood van haar moeder groeide ze op in een weeshuis, waar ze door de nonnen werd verzorgd. Daar leerde ze op jonge leeftijd kleren naaien. Via haar eerste minnaar, Etienne de Balsan, kwam Chanel in contact met de modewereld. In 1910 opende ze met financiële `steun van haar ware liefde, de te vroeg gestorven Engelsman ‘Boy’ Capel, haar eerste boetiek in Parijs. In deze tijd waren de hoeden reusachtig groot en uitbundig versierd met veren, bloemen, vogels, tule en kant, Chanel verdiende haar geld aanvankelijk met eenvoudige hoeden, die door actrices en dames uit de betere kringen gedragen werden. Zij lieten zich ermee fotograferen, zodat Chanels hoeden al gauw populair werden. Na het succes van haar hoeden volgden haar kledingontwerpen. Voor zichzelf naaide Chanel altijd extreem eenvoudige kleding. Er werd haar dikwijls gevraagd wie haar kleedde. Doordat zij altijd “ikzelf” antwoordde, kreeg ze al snel veel vrouwen als klant. Tijdens de Eerste Wereldoorlog opende ze een boetiek in Deauville en Biarritz; twee plaatsen waar mensen uit de betere kringen graag verbleven. Hiermee legde ze de basis voor haar succes als couturière. Chanel maakte bij haar ontwerpen geen gebruik van voorbeelden uit het verleden of van exotische kledingstukken, zoals haat tijdgenoot Paul Poiret dat deed. Ze liet zich vooral door de herenkleding inspireren. Tijdens haar relatie met Etienne de Balsan had ze op zijn landgoed vaak zijn kleding gedragen. Coco was een sportieve jonge vrouw die graag paardreed. Ze wilde daarbij gemakkelijke kleding dragen in plaats van een stijf ruiterkostuum. Het traditionele kostuum bestond uit een wijde, lange rok en een donker, getailleerd jasje dat gecombineerd werd met een witte blouse afgezet met ruches of een grote kraag. Coco droeg daarentegen een strakke ruiterbroek met een hemdblouse - in die tijd niet bepaald een outfit voor een dame te paard. Het zich goed kunnen bewegen werd spoedig een van haar stelregels voor de kleding van de moderne vrouw. Een andere reden voor Chanels afkeer tegen te veel pracht in de damesmode was wellicht haar eenvoudige afkomst, waar buitenissigheden op modegebied eenvoudig niet mogelijk waren. “ik had het moeten haten,” vertelde mademoiselle Chanel op hoge leeftijd, “maar ik kon me niet anders kleden.” De eenvoudige modellen moesten van nieuwe stoffen gemaakt worden: Gabrielle Chanel kocht van de Franse firma Rodier een restpartij beige jersey. Deze stof werd alleen voor ondergoed en sport- en werkkleding gebruikt. Chanel maakte hiervan haar overgooiers en jasjes en had daarmee tegen elke verwachting in succes. De stof waarin elke vrouw zich eindelijk gewoon kon bewegen, begon zijn zegetocht in de mode van de 203 eeuw. Chanels voorkeur ging eerst uit naar effen rokken met pull-overs of jasjes die alleen met een sjaaltje werden gecombineerd. Ze droeg er een nette witte blouse bij met schoolmeisjeskraag. Ze lanceerde de hemdblouse waarvan de riem rond de heup door een sjaal werden vervangen. Hierdoor leek de blouse eenvoudiger en kreeg het geheel toch een elegant accent. In het begin van de jaren ’20 begon ze modesieraden te ontwerpen n werden lange kettingen en grote oorbellen van voordelig materiaal populair. De namaaksieraden werden samen met echte sieraden gedragen. Deze sieraden zijn tegenwoordig nog karakteristiek voor het huis Chanel. Van het contrast tussen de bombastische sieraden en de eenvoudige kledingstukken gaat tegenwoordig nog steeds een bijzondere bekoring uit. In de jaren ’30 werden haar kledingstukken vloeiender, met veel ruches en slepen. Daardoor vertoonde haar kleding veel overeenkomsten met die van filmsterren uit Holywood. Ze bleef echter altijd trouw aan haar credo dat kleding vooral doelgerichte vorm moet hebben. Het kleine zwarte jurkje dat Chanel halverwege de jaren ’20 creëerde, is tot op heden een begrip en wordt door allerlei couturiers steeds weer opnieuw geïnterpreteerd. De tegenstanders noemden het jurkje een eentonig uniform, maar het modeblad Vogue vergeleek het met een Ford: net als de Amerikaanse succesauto was het jurkje praktisch en fraai van vorm, eenvoudig en goed aan te passen aan de individuele behoeften. Meer lof had Chanel niet kunnen krijgen, want ze wilde niet alleen voor de bevoorrechte vrouwen ontwerpen. Ze vond het daarom nier erg als anderen haar modellen kopieerden. Slechts enkelen konden zich immers de mode met het Chanel-etiket werkelijk veroorloven. Mademoiselle had namelijk van meet af aan haar kleding zo hoog mogelijk geprijsd dat haar eigen creaties alleen aan de zeer welgestelden bleven voorbehouden. Als een bekwame zakenvrouw begreep ze instinctief dat exclusiviteit de marktwaarde deed toenemen. In de jaren ’50 en ‘60 beleefde het kleine zwarte jurkje zijn hoogtepunt. In dezelfde tijd ontstond ook het mantelpakje dat karakteristiek voor de mode van Coco Chanel is geworden: een eenvoudig mantelpakje van kleurig tweed of bouclé met een ruitvormig jasje zonder kraag waarvan de randen afgezet met een gevlochten boordsel werden afgezet en met gouden kettingen of gouden knopen werden gesloten. Daarbij hoorden een wat breed uitlopende rok, die net bedoekte. Volgens Chanel paste het pakje bij elke gelegenheid; darmee effende zij voor couturières als Jil Sander en Donna Karan de weg om voortbordurend op dit idee hun collecties voor de moderne, werkende vrouw te ontwerpen. Karl Lagerfeld heeft als artistiek directeur van het huis Chanel het klassieke en ondertussen wat ouderwetse pakje aanzienlijk gemoderniseerd: hij kortte de rok in en voorzag hem van een split, gebruikte kleuren met meer glans en opvallende accessoires, maakte de jasjes nauwer en liet de navel onbedekt. Chanel introduceerde het kortgeknipte haar. Ze behoorde tot de eerste vrouwen die rond de Eerste Wereldoorlog hun gezichten door de zon bruin lieten worden. Voor die tijd diende een dame een blanke huid te hebben:een gebruinde tint wees op een lage sociale afkomst, doordat mensen uit de laagste klasse vaak in de open lucht werkten. In de jaren ’20 kwam de zongebruinde huid te staan voor gezondheid, sportiviteit en vrije tijd. Een mooie bruine kleur was een must voor elke moderne vrouw voor wie Chanel haar mode ontwierp. Voor deze vrouwen was Coco het voorbeeld.Ze was een sportieve en onafhankelijke vrouw, die niet perse met een van haar minnaars wilde trouwen. Het eerste parfum van Chanel was het beroemde Chanel no. 5 dat in 1920 op de markt werd gebracht. Dit parfum werd in de jaren ’50 nog beroemder, toen een verslaggever Marilyn Monroe vroeg wat ze ‘s nachts droeg en zij antwoordde:”Een paar druppeltjes Chanel no. 5.” De Chanel-parfums verzekerden het voortbestaan van het huis in de Tweede Wereldoorlog en maakten het mogelijk dat Chanel ook na de oorlog als couturière succes bleef behalen. Tijdens de oorlog had Chanel haar huis gesloten. Pas aan het begin van de jaren ’50 werd het huis geopend. Haar eerste naoorlogse collectie in 1954 was geen succes: de Parijse kranten schreven dat de collectie slechts een slap aftreksel van de mode van de jaren ’30 was. In tegenstelling daarmee ontdekten de Amerikanen de voordelen van de eenvoudige, sportieve Chanel-mode en daarmee stond de comeback van de ‘Grande Dame’ niets meer in de weg. Binnen enkele jaren gold ze ook in Europa weer als een van de belangrijkste couturières. Wars van experimenten plaatste Chanel tegenover de luxe en uitbundige pracht van de new look haar beproefde principe dat een vrouw in het leven van alledag en niet in een fantasiewereld moest bestaan. Ze noemde de nieuwe ster Christian Dior een homoseksueel die vrouwen als travestieten kleedde en geen idee had wat ‘echte’ vrouwen wilden. Natuurlijk klopte dit niet, want alle vrouwen adoreerden Diors ongenaakte vrouwelijkheid in de grote, sprookjesachtige robes. De laatste jaren voor haar dood in 1971 leefde Chanel in het Parijse hotel Ritz in de nabijheid van de Rue cambon 21, waar ze zestig jaar eerder haar salon had geopend en waar het huis Chanel ook nu nog zijn hoofdvestiging heeft. Vanaf 1983 is Karl Lagerfeld artistiek leider van het huis. Hij heeft met behoud van de herkenbare klassieke elementen een nieuw, jeugdige imago geïntroduceerd.


CHRISTIAN DIOR (1905-1957):
De in 1905 geboren Christian Dior was de zoon van een welgestelde chemiefabrikant. Christian wilde architect worden maar de familie had als beroep hoog staatsambtenaar in gedachten voor hem. Hij schikte zich in de wens van zijn ouders, maar de meeste tijd bracht hij door in Parijze kunstenaarskringen. Opgetogen van het Kubisme opende hij met Jacques Bonjean in 1928 een kleine galerie en verkocht daar werken van de kunstenaars uit die tijd. Tijdens de economische crisis van de jaren ’30 verliest zijn vader zijn hele vermogen op de beurs. Ook Christian Dior is straatarm en zonder woning is hij genoodzaakt de galerie te sluiten. Hij verkoopt de overgebleven kunstwerken om aan geld te komen. Toen hij bij zijn vriend Jean Ozenne woonde, begon hij net als hem tekeningen van jurken en hoeden te maken en kon hij als begenadigd tekenaar het hoofd boven water houden. Vooral zijn hoedenontwerpen baarden opzien, en al gauw tekende hij voor het modekatern van de Figaro Illustré. De hoofdredacteur van Vogue stimuleert hem voortdurend waardoor zijn tekeningen nog beter werden. In 1938 stelde Robert Piguet de 33-jarige Dior aan als ontwerper in zijn haute couturehuis. Bij Piguet leerde Dior de kunst van de eenvoudiging en het weglaten, waarmee zijn eigen collecties later beroemd zouden worden. In tegenstelling tot het gebruikelijke silhouet, dat met rechte lijnen een strenge vrouwelijke benadrukte, ontwierp Dior avondjurken met een nauwe taille en wijde rok. Na zijn militaire dienst ging Dior in 1942 voor Lucien Lelong werken. De textielfabrikant Marcel Boussac bood hem ten slotte de mogelijkheid een eigen huis te openen. In de Avenue de Montaigne werden drie ateliers gemaakt, en Dior stelde medewerkers en mannequins aan. Met zijn eerste collectie werd Christian Dior in het voorjaar van 1947 onverwachts beroemd. Het Amerikaanse tijdschrift Life noemde zijn mode ‘new look’. Het was de herontdekking van de pracht uit een ver verleden en de vormgeving van de nieuwe, elegante vrouw. In de komende jaren zou Christian Dior als geen ander de mode van de jonge vrouwen dicteren. In 1947 ontwierp hij een jurk met ronde schouders, een kort jasje met schootje, een wespentaille en een wijde rok tot op de kuiten. Bij de jurk ontwierp hij schoenen met dunne plateauzolen en riempjes die gekruist om de hiel waren geslagen. Hoge en brede hakken maakten het model af. Duidelijke vormen als de A-lijn of de Y-lijn waren zijn troef. Elk seizoen verraste en verrukte hij de modewereld met nieuwe creaties – alleen dat al was een vernieuwing in die tijd waarin de veranderingen op modegebied zich nog langzaam voltrokken. Zijn modellen hadden tussen 10 en 25 meter stof nodig en zijn avondjurken soms zelfs 80 meter. Voor de wijde rokken gebruikte hij stoffen als taf, satijn en duchesse, die noodzakelijke stijve eigenschappen bezaten en die een tegenstelling vormden met de vloeiende jersey of zachte wollen stoffen die in andere huizen vaak werden gebruikt. Aanvankelijk klonken er ook kritische stemmen, die zich negatief uitlieten over de stofverspilling of van mateloze luxe spraken: deze stemmen kregen echter tegenover het nieuwe plezier in de pracht niet de overhand. In 1948 introduceerde Dior smalle, nauwe rokken die van een wandelsplit waren voorzien waardoor de vrouwen toch gemakkelijk konden lopen. De Dior-split werd door het talent Marguerite Carré uitgewerkt: de première d’atelier behoorde tot Diors belangrijkste medewerksters. Voor Christian Dior was haute couture werk dat hij met architectuur of schilderkunst vergeleek. Voor hem was vooral de kunst van de goede snit en de juiste pasvorm belangrijk naast de esthetische vormgeving; daarom waren Madeleine Vionnet en Jeanne Lanvin altijd een voorbeeld voor hem. Dior presenteerde elk jaar zeven collecties: twee voor de haute couture, twee collecties voor de prêt-à-porter, één voor de boetieks, voor Amerika en voor de pelsmode. Daarnaast ontving het Dior huis jaarlijks bijna 25.000 personen. Om zijn naam ook internationaal erkenning te geven, begon Dior al in 1948 de eerste dochtermaatschappijen op te richtten. De eerste hiervan was het Dior-parfum, Miss Dior, dat zijn eerste succes werd. In 1949 werd het exclusieve Prêt-à-porter Christian Dior Inc. Opgericht. In 1950 werden de eerste licenties voor accessoires verstrekt. Het eerste filiaal in het buitenland werd in 1952 in Londen gesticht. Er werden nog talrijke andere filialen over de hele wereld geopend. In de loop van tien jaar slaagde Dior erin een imperium op te bouwen waarvan de internationale reputatie door niemand overtroffen werd. Sinds 1987 behoort het huis tot het Louis-Vuitton-Moët-Hennessy. Vanaf 1954 kwam de jonge Yves Saint Laurent bij Dior als tekenaar en assistent in dienst. Na Diors dood in 1957 kreeg hij op 21-jarige leeftijd de leiding over het huis. De nieuwe ster in de modewereld maakte zich weldra ongeliefd en verliet in 1961 het huis Dior. Noch de directie noch de traditionele klantenkring kon zich vinden in zijn avant-gardistische ontwerpen, die echter geheel in overstemming met de moderne tijd waren. In 1962 werd Marc Bohan zijn opvolger. Hij leidde het huis tot 1989. Hij behoedde het imago van de firma dat op uitgelezen haute couture berustte, maar hij slaagde er niet in de prêt-à-porter verder succesvol op de markt te brengen. Juist in dit opzicht verwachtte de directie een nieuwe impuls met de benoeming van de Italiaan Gianfranco Ferré. De nieuwe artistieke leider had in de prêt-à-porter al een naam opgebouwd. De Brit John Galliano bracht het huis pas echt weer in het nieuws met zijn eerste collectie, die hij op het vijftigjarige jubileum in 1997 presenteerde. Op spectaculaire wijze combineerde hij de vrijheid van de individuele stijl –street stijl, kitsch en sportmode- met een bezinning op de weelde van de grote japonnen uit de vroegere tijden. Uitdagend en speels bediende hij zich in de haute couture van oude snitten en materialen. Door terug te grijpen op ontwerpen uit de jaren ’50 bewees hij de meester groot respect. Hij was vooral succesvol in het op een creatieve manier combineren van oude tradities met de moderne tijd.


YVES SAINT LAURENT (geb. 1936):
Yves Henri Donat Mathieu-Saint-Laurent, die zich later alleen nog Yves Saint Laurent zou noemen, werd geboren op 1 augustus 1936 als de zoon van welgestelde Franse ouders. Hij raakte al jong gefascineerd door de mode, ging naar Parijs en won in 1953 met enkele tekeningen een prijs bij een ontwerpwedstrijd van het Internationale Wolsecretariaat. Na zijn eindexamen ging hij in 1954 definitief naar Parijs, waar hij een opleiding volgde aan de Chambre Syndicale de la Couture. Een jaar later werd hij door Christian Dior ontdenkt, wiens new look de Franse naoorlogse mode inmiddels een stevige impuls had bezorgd. Dior nam de jonge ontwerper als assistent in dienst. Na de dood van Dior nam Saint Laurent op 21-jarige leeftijd op 15 november 1957 het huis Dior over. Met de eerste haute couturecollectie, de Ligne Trapeze, begroette de wereld Saint Laurent op 30 januari 1958 als de nieuwe ster van de Parijse mode. Het is nog nauwelijks voor te stellen hoe belangrijk deze show was. Een Franse krant schreef: ”Saint Laurent redt Frankrijk.” Deze uitspraak was helemaal niet zo overdreven: het huis van Dior was in die tijd verantwoordelijk voor bijna de helft van de Franse mode-export. Toen Christian Dior stierf, leek er een einde gekomen te zijn aan de bloei van de naoorlogse mode. Er was een jonge, geniale ontwerper nodig die zijn plaats in kon nemen. De trapezelijn toonde direct hoe vakbekwaam de jonge couturier was en over hoeveel kunsthistorische kennis hij beschikte. Zijn ontwerpen waren even zorgvuldig geproportioneerd en opulent als die van Dior. Het gebruik van organza en prachtig borduurwerk was geheel in overstemming met de traditie van het huis. Met de lelietje-van-dalen-jurk, geïnspireerd op de lievelingsbloemen van Dior, bewees Saint Laurent zijn respect aan zijn grote voorganger. Maar Saint Laurent weigerde zijn creaties te watteren of te verstijven. Hij hechtte waarde aan lichtheid en elegantie en schafte met de wijduitlopende, comfortabele jurken de tailering af die Dior met de new look had ingevoerd. Zo bleef hij in de traditie van het huis en trad hij er ook uit – met een grote stap, want de trapezevorm was vanaf de 18e eeuw niet meer in de mode voorgekomen.
Het huis Dior brak in 1961 met ede jonge ontwerper. Saint Laurent kwam terug uit militair dienst na een zenuwinzinking. Toen hij na een verblijf in het ziekenhuis, inmiddels vrijgesteld van de dienstplicht, weer zijn werk bij Dior wilde oppakken, moest hij accepteren dat zijn plaats inmiddels was ingenomen door Marc Bohan, die op 26 januari 1961 een collectie presenteerde die even enthousiast werd verwelkomd als de trapezelijn van Saint Laurent drie jaar daarvoor. De firma Dior keerde Saint Laurent de rug toe op een moment dat hij met persoonlijke problemen kampte en met betrekking tot zijn mode een nieuwe weg was ingeslagen. In 1960 ging er een schok door het huis: Saint Laurent had de conservatieve cliëntèle van het huis geshockeerd met zijn beatlook en zwarte leren jacks.
Samen met zijn levenspartner Pierre Bergé, die zich over zakelijke kant ontfermde, verliet Saint Laurent zich voortaan op zijn eigen naam en opende hij zijn eigen haute couturesalon. De eerste collectie van 29 januari 1962 werd een doorslaand succes. Omdat Bergé Saint Laurent van de zakelijke beslommeringen bevrijdde, kon de couturier zich geheel aan de revolutionaire ontwerpen van de jaren ’60 wijden: overgooiers met grote mondriaandessins in 1965, de vrouwensmoking in januari 1966, de op Andy Warhol geïnspireerde collectie in de zomer van 1966, de omstreden transparante jurk die alleen uit een zijden chiffonblouse bestond, bezet met struisveren, en de toespelingen op de protesterende studenten met dufflecoats en franjejassen in de zomer van 1968. zijn voorliefde voor androgyne vormen werkte baanbrekend in een tijd waarin vrouwen sterker dan ooit tevoren probeerden te emanciperen.
Yves Saint Laurent werd een revolutionair van de Parijse mode, omdat hij de actuele trends van de haute couture verrijkte met de mode die op straat gedragen werd. “Kijken naar de straat zonder ooit de kwaliteit en elegantie uit het oog te verliezen”, dat was volgens de Duitse couturière Jil Sander de unieke gave van Saint Laurent. Saint Laurent hield zich bezig met de cultuur van de bohémien aan de linkeroever van de Seine – wat in die tijd in de betere kringen van Parijs ongepast was - en noemde zijn prêt-à-porter daarom “Rive gauche”. Maar hij dreef zijn revolutionaire elan nooit zover door dat het de rijke kopers irriteerde, want hij beseft heel goed dat ook hij afhankelijk was van het publiek.
De legendarische reputatie van Saint Laurent is niet alleen gebaseerd op zijn vakmanschap en zijn gevoel voor ontwerpen die de tijd ver vooruit waren, maar ook op de enorme artistieke interesses, die hem sinds de jaren ’50 veel opdrachten voor de film, theater en de opera opleverde. Of het nu Catherine Deneuves zwarte lakmantel in Luis Bruñuels Belle de Jour (1965) was of de kostuums voor Marguerite Duras Des journées entières dans les abres (1965), voor de cheografie van Roland Petit ( tussen 1962 en 1965) of voor Jean Cocteaus Cher Menteur (1980): Saint Laurent kon zijn ideeën net zo goed verwezelijken in de toneelkostuums als in de mode. Juist zijn artistieke ontwerpen dienden hem bij zijn zoektocht naar historische onsterfelijkheid in navolging van Marcel Proust. Saint Laurent heeft veel inspiratie te danken aan zijn contacten met de kunstwereld, met de danser Rudolf Nurejev, de schilder Andy Warhol en de actrice Catherine Deneuve. Hij verviel niet in het simpel omzetten. Van artistieke of etnische ontwerpen in de mode: zijn op-art-modellen, zijn safari-stijl, de Ballets Russes-collectie (1976). De Carmen-jurken (1976) of zijn hommage aan Nurejev, die aan aids overleed, waren alle pogingen om zich aan zijn grote voorbeelden aan te passen, zonder deze te evenaren. Saint Laurent hechtte waarde aan de zelfstandigheid van de mode. Met zijn soms wat ironische interpretatie van artistieke voorbeelden en zijn volmaakte snit kregen zijn ontwerpen een geheel zelfstandige stijl. In de jaren ’80 en ’90 veroorzaakten de ontwerpen van Saint Laurent niet meer de beroering van vroeger. Saint Laurent was een modegrootheid geworden met grote exposities in New York (1983/1984), Parijs (1986) en St.-Petersburg (1987). Zijn creaties hadden heel prominente bewonderaars onder de hedendaagse couturiers, zoals Minuccia PradaHij gaf toe dat hij voor elke presentatie nog steeds zenuwachtig was en hij wist intussen de voordelen van het bestaan als een bekende persoon te waarderen: “Het gaat mij om het perfectioneren van een stijl, die ik niet meer hoef te ontwikkelen”. Tegenwoordig bekoort Saint Laurent vooral met innovatie ontwerpen in plaats van klassieke modellen en zijn haute couture-shows in Parijs veroorzaken weer net als voorheen warestormen van enthousiasme.


Gedurende de jaren ’50 is de Parijse haute couture een essentiële bron en middelpunt van de modewereld. Het is de periode van de modekoningen. In de jaren ’20 en ’30 zijn filmsterren en jonge aristocratie trendsetters. Ze zijn wandelende visitekaartjes van beroemde couturiers. In bladen als Vogue en Vanity Fair staan zij vaak op de foto. Het modebewuste publiek identificeert zich met deze trendsetters en gaat ook de kleding dragen die door hen in de bladen wordt aangegeven. Na de Tweede Wereldoorlog verandert alles. Er ontstaat tijdelijk een leegte op het gebied van trendsetters. Amerika kijkt naar Parijs, want in Amerika heeft men het mode- en kledingbedrijf grootschalig opgezet voor de massaproductie, maar er is geen traditie van modeontwerpen. De Parijse couturiers ontpoppen zich als ware dictators op modegebied. Ieder jaar komen zij met een nieuwe lijn die gevolgd moet worden. Ze krijgen een geweldige autoriteit en ze worden wereldberoemd. Het beroep van couturiers krijgt een zekere glamour. De wil der modekoningen is wet. Dior opent zijn modehuis in 1947, gesteund door de textielproducent Boussac. Hij brengt de New look en is op slag wereldberoemd. Zijn couture heeft gedurende de jaren ’50 het meeste prestige. Als Dior eind jaren ’50 overlijdt, volgt Yves St. Laurent hem op. De grote modehuizen die vervolgens in de jaren’50 ontstaan en het gezicht van de mode bepalen, zijn Lanvin-Castillo, De Givenchy en Pierre Cardin. Deze laatste bereikt echter zijn top in de jaren ’60. De dames Lanvin en Chanel zijn in de jaren ’50 nog steeds actief, maar het zijn vooral de heren couturiers die in die periode regeren. Het modebedrijf en de haute couture maken in de jaren ’50 een grote bloeiperiode door. Vanzelfsprekend leeft ook de textielindustrie hierdoor op. Tweemaal per jaar gaat men naar Parijs voor de collecties. Een evenement waarvoor een strenge selectie plaatsvindt, want er wordt veel gespioneerd en gekopieerd. Tot 1947 draagt men nog veel tailleurs van het uniformmodel, maar dan slaat Dior een andere richting in met zijn New look. Het nieuwe van deze lijn is dat de rok drastisch wordt verlengd, meters wijd is en dat de taille flink wordt ingesnoerd. Het lijfje zit strak om het lichaam. Voor deze lijn een korsetje nodig: de zogenaamde guèpiere. De schouders zijn rond en vrouwelijk. Dior brengt deze lijn uit een soort nostalgie naar het verleden, naar de Fin de Siècle. De New look wordt wel bekritiseerd. Stof is nog erg duur en voor veel vrouwen niet te betalen. Het wordt toch een succes, dat tot ver in de jaren ’50 doorwerkt. Zoals gezegd is de New look de basis voor het algemene modebeeld van de jaren ’50. Fundamenteel bestaat de kleding uit zeer wijde rokken, getailleerde jasjes, blouses met aangeknipte mouwen en mantels in piramidevorm. Toch is er juist in die tijd sprake van grote variatie. Het kan niet op; trapezelijn, tulplijn, ballonrok, pothoed, vele nieuwtjes volgen elkaar snel op. Ook ontstaan er in de vrouwenmode veel verschillende modelijnen en looks. Het zijn er ontzettend veel. Dit zijn de belangrijkste: Rond 1950 komen er verschillende stijlen: * Asymmetrische en gestileerde kleding. De vormen zijn geometrisch. De rokken zijn iets korter dan een paar jaar terug. Er komen plooirokken en een nieuw type rok: de kokerrok en s ’avonds draagt men ook rokken van het trompetmodel. * De Chinese look in de vorm van koeliehoeden en Chinese jasjes, die wijd en kort zijn. Over het algemeen gaat de kleding er beginjaren ’50 wat soepeler uitzien. Zelfs Dior maakt minder gebruik van vullingen en baleinen. * De Ballerinalook die veel door jonge teenagers gedragen wordt. Cirkelrokken, strakke truitjes met boot- of V-hals, maillot en brede ceintuur zijn er de kenmerken van, evenals de piratenbroek en wijde truien. Als schoen wordt natuurlijk de platte ballerina gedragen. In het midden van de vijftiger jaren zijn er in feite drie soorten kleding: Kleding die gedragen wordt door jongeren in verband met de opkomende jongerencultuur; kleding met een eigen vorm, zoals de A-lijn, gemaakt van stuggere stoffen en vaak ingewikkeld van constructie, en kleding die zich naar het lichaam richt en gemaakt is van soepele materialen. Eind jaren ’50 komt Chanel verassend terug met een nieuwe collectie. Mooie rechte tweed mantelpakjes afgezet met galon of wollen band, bijhorende zijden blouses met een gestrikte kraag, de namaak gouden kettingen, en de matelot. Deze bepalen de mode voor het einde van de jaren ’50.

***********************************************