
De Grote brandnetel is een echte kosmopoliet.
Hij komt over de hele aarde voor en is ook in ons land zeer algemeen.
Ze behoort tot de stikstofminnende soorten en is op vochtige
en beschaduwde plaatsen aan te treffen.
Deze overblijvende plant groeit vooral op ruderale plaatsen
waar hij tot 70 cm diep met haar fijn wortelnetwerk
in de grond dringt.
Hij wordt 30 – 150 cm hoog.
De tegenoverstaande, gesteelde bladeren
hebben een toegespitste top en een gezaagde rand.
Deze zijn, net als de vierkantige stengel bezet met brandharen.
Bij aanraking breken deze af en laten een bijtend vocht vrij
dat irriteert op de huid.

De Grote brandnetel is tweehuizig.
De bloeitijd begint in juni en duurt tot aan de eerste vorst.
De pluimachtige bloemen groeien vanuit de bladoksels.
De vrouwelijke bloemen zijn groenachtig paars en hangen omlaag.
De mannelijke bloemen zijn geelachtig en afstaand.
De meeldraden zijn in eerste instantie opgerold en richten zich
bij het opengaan van de bloem met een sprong op.
Daarbij wordt het stuifmeel als een wolk uitgestoten
en meegenomen door de wind.
. . . . . . . . . . . 
Ook de verspreiding van het zaad vindt plaats door de wind.
Daarnaast plant de Grote brandnetel zich vegatief voort
met behulp van wortelstokken.
De rupsen van o.a. Kleine vos, Dagpauwoog en Landkaartje
voeden zich bij voorkeur met de Grote brandnetel.
Terug naar: