Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Zomereik

Quercus robur
Beukenfamilie

De Zomereik kan tot 40 (soms 50) meter hoog worden.
De stam gaat al snel over in krachtige takken,
waardoor de kroon onregelmatig ontwikkelt is.
Bij vrijstaande bomen is de kroon zeer uitgespreid.
De bast is in eerste instantie grijsgroen en heeft een zwakke glans.
Later onstaat een diep gegroefde, grijsbruine schors.

In de winter is de Zomereik makkelijk te herkennen
aan de stand van de knoppen.
Deze staan in vijf rijen verspreid langs de twijg.
Aan het eind staan ze heel dicht op elkaar en vormen een knobbel.
De schubben van de knoppen zijn glanzend bronskleurig.

De kortgesteelde bladeren staan verspreid langs de twijgen.
De bladschijf is omgekeerd eirond van vorm met een gelobde rand.
Hij is 5 – 15 cm lang.
De zijnerven in het midden van het blad
lopen zowel naar de lobben als naar de inkepingen daartussen.
Aan de onderzijde van het blad bevinden zich
langs de middennerf zelden wat haarbundeltjes.

De jonge bladeren hebben zich nog maar amper ontwikkeld
of daar komen ze: de kevers en rupsen, die aan de maaltijd
willen beginnen en voor wie het in de eik goed toeven is.
Doch hoeveel knagers er ook in de boom huizen,
de eik wordt er niet moedeloos van.
Voor elk afgevreten blad groeit een nieuw.
Het moet wel heel erg zijn als de boom er kaal bij komt te staan,
wat nog wel eens gebeurt bij een hele jonge boom,
maar ook dan botten na een paar weken de takken opnieuw uit
en meestal is dan het leed wel geleden.

Wanneer in mei de bladeren uitlopen, begint ook de bloei.
De mannelijke bloemen vormen samen geelgroene, hangende katjes.
Daarboven bevinden zich de vrouwelijke bloemen in de vorm
van meestal 3 roodachtige, onopvallende stempeltakken.

In het begin van de zomer krijgen de eikebladeren
een minder frisse kleur, maar eind juni
springen nieuwe knoppen open en verjongt de boom zich
met nieuw lover, heldergroen tot donkerrood van kleur.
Het heet dan dat de boom 'Sint Janslot' maakt.

De eikebladeren worden in de herfst bruin en droog.
Ze blijven langer aan de boom zitten dan bladeren van andere bomen.

In september en oktober verschijnen de vruchten.
Deze eikels zijn cilindrisch van vorm, tot 3,5 cm lang en groen van kleur.
Bij rijpheid verkleuren ze echter bruin.
Ze zitten in napjes die meestal paarsgewijs
aan een lange steel zitten.
De Zomereik draagt voor het eerst vruchten
als hij 40 - 50 jaar oud is.

Rijpe eikels vallen recht omlaag naar de grond
en het is met name te danken aan de vlaamse gaai en de eekhoorn
dat de eikels verspreid worden en uitgroeien tot nieuwe bomen.
Deze dieren zijn onvermoeibare verzamelaars
en begravers van eikels die dienen als wintervoorraadje.
Maar helaas voor hen vergeten ze heel veel plekjes,
en daar ontkiemen her en der de jonge eikjes.

Na het kiemen groeit er uit de eikel een heel klein boompje;
het eerste jaar wordt het niet groter dan 30 cm.
maar in de grond zit dan een wortel van wel 2 meter lang.

De Zomereik groeit in vele bossen
waar hij sinds onheugelijke tijden is aangeplant.
Hij houd van wat vochtige leemgrond, maar ook op arme,
zure grond gedeid hij wel.
Als het grondwater heel diep zit maakt de boom
een enorme penwortel die ver de grond in steekt.
Bij een wat vochtiger bodem groeien de wortels meer horizontaal.
De voorkeur gaat wel uit naar een staanplaats met veel licht.

Als er één boom is waarvoor het gezegde
'boompje groot, plantertje dood' geldt,
dan is dat zonder twijfel de Zomereik.
Mythen en sagen bestaan er van oudsher rond deze boom.
De eik kan een respectabele leeftijd bereiken;
driehonderd- tot vierhonderd jaar is geen uitzondering.
Juist door deze lange levensduur is de eik
een stabiele metgezel van vele mensengeneraties
en wordt aan de boom een bovenzinnige
en verheerlijkende betekenis toegekend.

jonge loten
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Groene Planten
Bomen en struiken
Loofbomen