
De Wilde kamperfoelie is een rechtsom windende
slingerplant die rijk vertakt is en dicht bebladerd.
Zijn stengels kunnen meters lang worden.
De plant 'wurgt' als het ware zijn drager en niet zelden
gaat de drager daaraan ten onder.
De tegenoverstaande, ongesteelde bladeren zijn
langwerpig-eirond en zowel stomp als toegespitst.
Van boven zijn ze donkergroen gekleurd, van onderen blauwgroen.
De jonge bladeren zijn licht behaard.

De tweelippige bloemen staan twee aan twee
in de bladoksels aan de takeinden.
Ze zijn te zien van mei tot augustus.
Voor ze opengaan zijn ze rood aangelopen, later kleuren ze geelwit,
waarbij de kleur na de bestuiving nog dieper wordt.
Vooral tegen de avond zijn ze zeer welriekend en daardoor
worden ze vooral door nachtvlinders bezocht, zoals pijlstaarten.
De bloemen hebben een lange kroonbuis
en met hun lange roltong kunnen zij de honing bereiken.
Zij zorgen derhalve ook voor de bestuiving.

De vruchten (augustus) hebben de vorm van een dubbele bes
waarvan de helften vaak ongelijk zijn.
Ze hebben een glanzend felrode kleur.
Vogels zorgen voor de verspreiding.
Voor de mens zijn ze zwak giftig.
In heggen, struweel- en bosranden, kapvlakten Home
en heidevelden voelt de Wilde kamperfoelie zich opperbest.
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Struiken