
De Veldsalie is de meest algemene inheemse saliesoort,
hoewel ook deze soort niet algemeen voorkomt.
In sommige streken is hij zelfs zeldzaam te noemen.
Hij groeit op mager kalkgrasland, halfdroog grasland,
langs wegen en taluds waar de penwortel
tot 1 meter diep in de bodem dringt.
Juist door deze lange wortel wordt tijdelijke
droogte goed verdragen.
De 1 meter hoge, vierkantige stengel is,
net als de bladeren, kort behaard en met klieren bezet.
Daardoor voelt hij wat kleverig aan.
De grondbladeren vormen samen een rozet.
Ze zijn langwerpig en onregelmatig getand of gekarteld.
De stengelbladeren zijn niet erg talrijk en worden
naar boven toe steeds kleiner.
De bladeren hebben een rimpelig oppervlak en hierdoor
is de plant beschermd tegen overmatige verdamping.
Ook de 1 meter diep stekende penwortel stelt de plant in staat
zich op droge standplaatsen te vestigen.

De bloei vindt plaats van mei tot augustus.
De paars/blauwe lipbloemen zijn 20 – 25 mm lang en vormen samen
armbloemige schijnkransen die met 6 – 10 boven elkaar zijn geplaatst.
De bloem is in het bezit van een hevelechanisme:
door druk op de onderlip komen de twee meeldraden uit de helm omlaag.
Als er een hommel nectar komt zoeken wordt erop die manier
stuifmeel afgestreken op zijn rug.
Wanneer het insekt vervolgens naar een bloem van een andere
veldsalie vliegt neemt hij het pakketje aan stuifmeel mee
om het af te leveren.
Door het vee wordt Veldsalie vanwege haar netelgeur gemeden
waardoor ze zich op groeiplaatsen gemakkelijk kan handhaven.
Terug naar: