Ruige lathyrus heeft rechtopstaande,
opstijgende of klimmende stengels.
Als klimmiddel wordt gebruik gemaakd van ranken
die zich aan de uiteinden van de samengestelde bladeren bevinden.
De deelblaadjes hebben een gave rand en zijn onbehaard.
Van mei tot juli bloeit de plant met gesteelde,
alleenstaande bloemen die paars/rood van kleur zijn.
Ze hebben 5 vergroeide kroonbladen.
De voortplanting wordt geregeld door 10 meeldraden en 1 stamper.
Op de peulvrucht van Stijve lathyrus staan stijve haren
wat de naamgeving verklaard.
De plant is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg
en bereikt hier de noordgrens van haar leefgebied.
Ze groeit er op droge, kalkrijke grond.
Het liefst staat ze op plaatsen die door de mens verstoord zijn.
Terug naar:
