
Onderaardse klaver is in Nederland zeer zeldzaam.
Ze is alleen te vinden in Zeeland
waar ze groeit op droge, zandige plaatsen.
Ze houdt van warmte en is gevoelig voor nachtvorst.
Om nachtvorst te vermijden staat ze zoveel mogelijk
op de zuidhellingen van dijken.
De bovengrons kruipende stengels zijn rond van vorm
en hebben een behaard oppervlak.
Verspreid hierlangs staan de handvormig samengestelde bladeren.
Deze hebben 3 deelblaadjes met een getande rand.
Het oppervlak is zacht behaard.
De bloei vindt plaats van april tot juni.
De hoofdjes worden gevormd door witte tot roze vlinderbloemen.
Deze kunnen zowel vruchtbaar als onvruchtbaar zijn.
Elke vruchtbare bloem heeft 10 meeldraden en 1 stamper.
De onvruchtbare groeien aan de top van de stengel.
Haar Nederlandse naam dankt de plant aan de plaats
waar haar zaden rijpen.
Wanneer de vruchtbare bloemen zijn bevrucht
buigt de stengel naar de grond.
De kelken van de onvruchtbare bloemen groeien uit
tot teruggekromde haken.
Deze haken zich vast in de grond waarna ze verder groeien
en zo de hele stengel de bodem intrekken.
Zo komen ook de peulen ondergronds waar ze tot rijping komen.
Terug naar: