Rijkswet van 27 februari 1992, Stb. 1992, 121, houdende bepalingen inzake de beëdiging en inhuldiging van de Koning
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin
der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat, ingevolge artikel 32 van de Grondwet (Stb. 1987, 458), de wet
nadere regels dient vast te stellen inzake de beëdiging en
inhuldiging van de Koning;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninklijk gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het
Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben
goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:
In de bij artikel 32 van de
Grondwet bedoelde openbare verenigde vergadering van de
Staten-Generaal wordt door de Koning de volgende eed of belofte
afgelegd:
"Ik zweer (beloof) aan de volkeren van het Koninkrijk dat Ik
het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal
onderhouden en handhaven.
Ik zweer (beloof) dat Ik de onafhankelijkheid en het grondgebied
van het Koninkrijk met al Mijn vermogen zal verdedigen en
bewaren; dat Ik de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders
en alle ingezetenen zal beschermen, en tot instandhouding en
bevordering van de welvaart alle middelen zal aanwenden welke de
wetten Mij ter beschikking stellen, zoals een goed en getrouw
Koning schuldig is te doen.
Zo waarlijk helpe Mij God almachtig!"
(Dat beloof Ik!")
Nadat de Koning de in artikel 1 bedoelde eed
of belofte heeft afgelegd, spreekt de voorzitter namens de
Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de
Staten van Aruba de volgende plechtige verklaring uit:
"Wij ontvangen en huldigen, in naam van de volkeren van het
Koninkrijk en krachtens het Statuut voor het Koninkrijk en de
Grondwet, U als Koning; Wij zweren (beloven) dat wij Uw
onschendbaarheid en de rechten van Uw Koningschap zullen
handhaven.
Wij zweren (beloven) alles te zullen doen wat goede en getrouwe
Staten-Generaal, Staten van de Nederlandse Antillen en Staten van
Aruba schuldig zijn te doen.
Zo waarlijk helpe ons God almachtig!"
(Dat beloven wij!").
Na het uitspreken van de in artikel 2 bedoelde plechtige verklaring wordt deze door de voorzitter en elk der leden, hoofd voor hoofd, beëdigd of bevestigd.
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dertigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze rijkswet kan worden aangehaald als Wet beëdiging en inhuldiging van de Koning.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 27 februari 1992
Beatrix
De Minister-President, Minister van
Algemene Zaken,
R. F. M. Lubbers
De Minister van Binnenlandse Zaken,
C. I. Dales
De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en
Arubaanse Zaken,
E. M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de vierentwintigste maart 1992
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin