Deze soort wordt nog niet zolang als aparte soort erkend.
Oorspronkelijk ging het om een ondersoort van de bosspitsmuis.
Onderscheid op uiterlijke kenmerken is dan ook moeilijk tot onmogelijk.
De tweekleurige bosspitsmuis heeft een donkerbruine tot zwarte rug
en lichtgrijze onderzijde zonder bef met een zeer smalle bruine zone op de flanken.
Onderscheid op de schedel is iets zekerder, maar blijft moeilijk.
De tweekleurige bosspitsmuis is te vinden in bossen, weiden,
akkers en tuinen maar zo mogelijk mijdt hij de vochtiger plaatsen.
Hij leeft driekwart van zijn leven ondergronds
en verlaat zich vooral op zijn reuk- en tastzin.
Zijn voedsel bestaat uit pissebedden, regenwormen,
spinnen, slakken en ander klein gedierte.
Deze zoekt hij in de bodem of tussen het bladafval in smalle gangen
die hij zelf graaft of die door andere kleine knaagdieren zijn gemaakt.
De paring gaat door tijdens de late lente tot in de zomer.
Na een draagtijd van 19 à 21 dagen werpt het wijfje jaarlijks
drie tot vier keer een nest van elk 4 à 9 jongen.
Na een maand zijn deze onafhankelijk.
De tweekleurige bosspitsmuis komt, samen met de bosspitsmuis,
slechts in een beperkt gebied voor, waaronder Oost-België en bijna geheel Nederland.
Plaatselijk is hij algemeen te noemen.
Terug naar:
