Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Ruige dwergvleermuis

Pipistrellus nathusii
Vleermuizen

De ruige dwergvleermuis lijkt veel op de gewone dwergvleermuis maar is met een gewicht
van 6-15,5 gram en een spanwijdte van 23 tot 25 cm iets groter en grover gebouwd.
Het is een kleine, donkerbruine tot roodbruine vleermuis met kleine, zwarte ronde oren.
Over het algemeen is bij de ruige dwergvleermuis het kleurverschil tussen de lichtere buikvacht
en de donkerdere rugvacht groter en scherper begrenst dan bij de gewone dwergvleermuis.
Andere belangrijke uiterlijke kenmerken zijn de maten van de derde
en vijfde vinger en de gebitskenmerken.

De ruige dwergvleermuis komt vrijwel overal in Nederland vrij algemeen voor.
Op de zandgronden in het oosten (Veluwe, Twente)
en in het zuiden (Brabant en Limburg) is de soort schaarser.

Deze vleermuis leeft vooral in een halfopen bos- en waterrijk landschap.
Hij jaagt in een relatief snelle rechtlijnige vlucht in lange banen,
op 2 tot 5 meter hoogte, op enige afstand van de vegetatie.
Vaak jagen ruige dwergvleermuizen langs bosranden,
in lanen, boven open plekken in bos en langs houtwallen.
Waterpartijen en beschutte oevers vormen een belangrijk onderdeel binnen het leefgebied.

Ze jagen ook graag bij straatlantaarns.
Bebouwing en open gebied zijn minder in trek als jachtgebied.
Ruige dwergvleermuizen vangen insecten uit de lucht.
Voor zover bekend lijken vooral dansmuggen van belang.
Vliegroutes tussen verblijfplaats en jachtgebied liggen zoveel mogelijk
langs lijnvormige structuren in het landschap.

Ruige dwergvleermuizen gebruiken als zomerverblijfplaatsen vooral holle en gespleten bomen
en vleermuiskasten, soms ook gebouwen (spouwmuren, onder dakpannen).
Hoewel er in Nederland vaak kleine groepjes vrouwtjes en mannetjes zijn gevonden
is er in Nederland tot nu maar één keer met zekerheid een kraamkolonie vastgesteld.
(Kraam)kolonies zijn vooral bekend in Midden- en Oost-Europa
en variëren in grootte van vijftig tot honderdvijftig dieren.

In het najaar worden veel solitaire mannetjes of kleine groepen gevonden
in spleten en gaten in bomen, achter loshangende schors en in vleermuiskasten.
In de winter worden ruige dwergvleermuizen gevonden in gebouwen en houtstapels,
maar ook in boomholten en nest- en vleermuiskasten.
Het zijn, in ieder geval in de relatief milde Nederlandse winters, geen stabiele slapers.
Ze zijn behoorlijk vaak wakker en kiezen doorgaans koudere winterslaapplaatsen dan andere vleermuizen.
Pas bij vorst zoeken ze een warmere (vorstvrije) slaapplaats op,
om die weer te verlaten als de vorst verdwijnt.

Uit ringonderzoek is gebleken dat ruige dwergvleermuizen
een sterke seizoenstrek kennen en daarbij grote afstanden afleggen.
Vanaf augustus/september trekken vooral de dieren uit Midden- en Oost-Europa
in Zuid-Westelijke richting om onder andere in Nederland te overwinteren.
Ze leggen daarbij afstanden tot 2000 km af!
Tijdens de trek in het najaar vormen de vrouwtjes paargroepjes van 2 tot 10 dieren
in de verblijfplaatsen van territoriale mannetjes die zij op hun route passeren.
Mannetjes hebben in het najaar een verblijfplaats die ze fel verdedigen tegen andere mannetjes.
Vanuit hun verblijfplaats laten ze dan 's avonds en 's nachts een werfroep horen
waarmee ze vrouwtjes naar hun verblijfplaats lokken.
In het voorjaar trekken de vrouwtjes weer terug naar Midden- en Oost-Europa
om daar kraamkolonies te vormen en de jongen groot te brengen.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort