Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Otter

Lutra lutra
Marterachtigen

Maar weinig mensen hebben in onze streken ooit een otter in de natuur gezien.
Tot begin vorige eeuw was de otter vrij algemeen in de moerasgebieden van Noord-Nederland en werd hij fel bejaagd.
Niet alleen om zijn kostbare pels.
Otters zijn dol op vis en beroepsvissers zagen de otter dan ook als een geduchte concurrent.
Naar verhouding blijkt de hoeveelheid vis die de otter wegvangt
wel mee te vallen, doordat hij zo’n groot leefgebied heeft.

Al in 1942 werd de jacht op de otter in het grootste deel van Nederland permanent gesloten.
Het aantal otters nam in de twintig jaar die volgden weer toe tot ongeveer driehonderd dieren.
Vervolgens ging het door allerlei oorzaken waaronder watervervuiling en waterrecreatie,
weer bergafwaarts met de otterbevolking in Noord-Nederland.
Tenslotte kwam hij alleen nog in Noordwest-Overijssel en Friesland voor.
De laatste eenzame otter werd op 17 september 1988 in de buurt van Joure door een auto doodgereden.
Nadat de laatste otter in Nederland was gesneuveld, zijn de dieren in 2002 geherintroduceerd.
Maar voordat de otters uit Wit-Rusland, Letland, Tsjechië en Zweden zijn gehaald, is er veel gebeurd.
Een deel van het oorspronkelijke leefgebied is weer geschikt gemaakt voor een kleine, levensvatbare populatie.
Zo zijn verschillende wegen in het gebied voorzien van tunnels en hebben waterlopen
natuurvriendelijke oevers en uittreedplaatsen gekregen.

De otter wordt 1 meter 20 lang, waarvan een derde de staart vormt.
De gladde vacht bestaat uit een zeer dichte, geligbruine ondervacht,
die waterafstotend is, en een buitenlaag van lange, stugge dekharen.
Deze zijn aan de basis grijs en aan het uiteinde bruin, zoadat de gehele bovenkant kastanjebruin lijkt.
De keel is witachtig of gelig van kleur en de buik ongeveer zandkleurig.
Onder de staart bevinden zich klieren, die een stinkende vloeistof afscheiden.
Het mannetje heeft een zwaardere kop en een dikkere hals dan het wijfje; ze is ook iets kleiner.

Otters leven bij afgelegen meren, rivieren en moerassen met dichtbegroeide oevers en veel dekking.
De otterbouw ligt meestal goed verscholen onder overhangende boomwortels, zoals van esdoorn of es.
Het territorium van een rekel beslaat vaak circa 10 vierkante km
of een oeverstrook van een rivier van meer dan 10 km.
Zelfs wanneer er voedsel in overvloed is moet elke otter over een territorium
van enkele kilometers oever met een dichte begroeiing kunnen beschikken.
De aanwezigheid van mensen in zijn gebied wordt slecht verdragen.
Otters zijn daarom ook in het verleden bij ons nooit talrijk geweest.
Voor het markeren van het territorium worden de uitwerpselen op opvallende plaatsen gedeponeerd.

Otters zijn voornamelijk nacht- en schemeringsdieren, die zich overdag verborgen houden
tussen de oevervegetatie, onder boomwortels, in struikgewas of in een (zelfgegraven) hol.
Het zijn krachtige zwemmers met een grote longinhoud.
De lange dikke staart dient als roer.
Om snel te kunnen zwemmen is de otter gestroomlijnd, met kleine oren, een lang lichaam,
een krachtige, spits toelopende staart en korte, sterke poten met zwemvliezen tussen de tenen.
Tijdens het zwemmen houden otters de voorpoten tegen het lichaam gedrukt.
De voortbeweging geschiedt vcoornamelijk door de krachtige achterpoten
en de kronkelige beweging van achterlijf en staart.
Ogen, oren en neusgaten liggen in één lijn bovenop de kop,
zodat ze bij het zwemmen juist boven water uitsteken.
De brede kop klieft als een boeg het water.
De rest van het lichaam is niet te zien.
Neus- en ooropeningen kunnen worden afgesloten.

Bij het duiken kunnen ze hun zuurstofgebruik beperken door hun hartslag te verminderen.
Onder water zien ze even goed als aan de oppervlakte en met hun snor van stijve tastharen
vinden ze hun weg op de bodem van een modderige rivier of in het donker.
Gewoonlijk blijft de otter minder dan 1 minuut onder water,
maar hij kan het 4 minuten volhouden en dan minstens 400 m afleggen.
Soms maakt hij ook zwerftochten op het land, waarbij hij zich
in een typische gang, met gebogen rug, verplaatst.

De otter voedt zich met verschillende vissoorten, maar in de zomer
toch het meest met paling en in de wintermaanden het meest met voorn.
Daarnaast eet hij kikkers, salamanders, zoetwatergarnalen, af en toe een wilde eend en een waterhoentje.
Op het vasteland eet hij graag konijnen, ratten, muizen, kevers en wormen.

Mannetje en wijfje leven apart van elkaar en komen alleen voor de paring bijeen.
Sommige 'otterkenners' zijn van mening dat er twee paar- of ranstijden zijn, in februari en in juli.
Volgens de meesten is er echter geen sprake van een vaste ranstijd,
wat zou komen doordat de dieren het gehele jaar door voedsel ter beschikking staat.
Het onbevruchte wijfje is om de 30 à 40 dagen circa twee weken bronstig, tenzij ze jongen verzorgt.
De partners vinden elkaar door middel van geursporen, maar ook wel door hun gefluit.
Voor de paring jagen ze zowel op het land als in het water
speels achter elkaar aan, waarbij ze schijngevechten uitvoeren.

De draagtijd duurt circa 62 dagen.
De twee of drie - soms vier of vijf -jongen worden blind en zonder tanden geboren
in het met gras of mos gevoerde kraamnest.
Dat bevindt zich meestal in een rustig gedeelte van het territorium van het wijfje.
Het wordt gebouwd in een oever en heeft de ingang onder het wateroppervlak.
Het wijfje brengt ze alleen groot - er is dus sprake van een moederfamilie.
Aanvankelijk hebben de jongen een fijne, grijze vacht.
Na 4-5 weken openen ze de ogen
en na ongeveer zeven weken worden ze gespeend.
Op een leeftijd van twee tot drie maanden krijgen ze het volwassen kleed.
Zodra de jongen een waterdichte pels hebben, leert de moeder hen zwemmen.
Vaak zijn ze bang en hebben ze een duwtje nodig.

Otters van één gezin spelen graag met elkaar.
Als ze alleen zijn, gooien ze soms steentjes omhoog en vangen die weer op.
Ook jagen ze graag achter elkaar aan en houden ze schijngevechten, waarbij ze een scherp fluitend geluid maken.
Een steile, besneeuwde of modderige oever gebruiken otters graag als glijbaan.
Op hun buik glijden de dieren het water in - een spelletje dat ze steeds weer herhalen.
Na ongeveer een jaar valt het gezin uiteen en wordt het wijfje weer bronstig.
De jongen blijven dan vaak nog enkele maanden in het territorium van de moeder.

Otters zijn roofdieren en staan bovenaan de voedselketen.
Ze leven van dieren, die weer leven van kleine dieren,
die weer leven van nog kleinere dieren, enzovoort,
tot aan de allerkleinste ééncellige waterbewoners.
De otter krijgt daardoor alles binnen wat zijn prooidieren eerder aten en vasthielden.
De gifstoffen die de otter met zijn eten binnenkrijgt, slaat hij op in zijn vetlaag.
Daar ontstaat dus geleidelijk een opeenhoping van schadelijke stoffen.
Op het moment dat de otter zijn vetreserves gebruikt, komen de gifstoffen,
waaronder pcb’s en dioxines, in zijn hele lichaam terecht.
Dat leidt tot onvruchtbaarheid en een grotere vatbaarheid voor ziekten.
Schoon water is voor de otter en voor veel andere soorten dus letterlijk van levensbelang.
Het maakt de otter tot een signaalsoort voor de kwaliteit van het natte milieu.
Redt hij het niet, dan is dat een teken dat het met de natuur niet goed gaat!
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort