Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Noordse woelmuis

Microtus oeconomus
Woelmuizen

Er scharrelt in ons land een dier rond dat werkelijk Nederlands bloed door de aderen heeft stromen.
Het is klein, harig en nog zeldzaam ook: de noordse woelmuis.

Er leven zeven woelmuissoorten in ons land die moeilijk uit elkaar te houden zijn.
Allemaal zijn ze gehuld in mooie bontmanteltjes en de meesten van hen komen in heel Europa voor.
Van de noordse woelmuis leeft in Nederland slechts één ondersoort, Microtus oeconomus.
En nu komt het: deze ondersoort komt nergens anders ter wereld voor, zelfs niet in België.
Het is met recht een uniek Nederlands dier.

Toch is de noordse woelmuis, zoals zijn naam al aangeeft, van oorsprong absoluut niet inheems.
Zijn naaste bloedverwant, de gewone noordse woelmuizen leven ver weg in de toendragordel
die van Noord-Scandinavië naar siberië en van Alaska tot in Canada reikt.
Daar komen de noordse woelmuizen in enorme hoeveelheden voor.
Dus wat heeft zo’n toendramuis in onze modderige delta te zoeken?
Het antwoord schuilt waarschijnlijk in de oerkrachten van tienduizend jaar geleden: de ijstijden.
Tijdens de laatste gletsjergolf zijn de noordse woelmuizen
door het oprukkende ijs naar het zuiden gedreven.
Bij het terugtrekken bleven er exemplaren in nederland hangen
die zich aan de veranderde omstandigheden aanpasten.

Hun verspreidingsgebied is vanaf dat moment echter steeds verder ingekrompen
en dat proces is eigenlijk nooit gestopt, want hun aantal vermindert nog steeds.
Op dit moment rennen er nog muizen rond op Texel, in Friesland,
de kop van Overijssel, Noord- en Zuid-Holland en de Zeeuwse eilanden.
Met name in Friesland en Overijssel is hun aantal sterk afgenomen en zijn de populaties versnipperd.
Ze hebben geen onderling contact meer en hierdoor ontstaat inteelt en verdere achteruitgang.

Allerlei oorzaken zijn debet aan de achteruitgang, van recreatie en industrie
tot ruilverkaveling en vuilstort.
Maar de belangrijkste oorzaak zou wel eens kunnen zijn dat de noordse woelmuis
absoluut niet op schijnt te kunnen schieten met zijn familie.
Zijn verre familie wel te verstaan: de veld- en de aardmuis.
Overal waar deze twee hun snuit laten zien lijkt de noordse woelmuis af te druipen.

Eigenlijk is het merkwaardig dat hij zich door zijn familie zo laat koeieneren
want hij is toch een kop groter dan zijn rivalen.
Een volwassen dier kan met staart zo’n 20 cm worden.
Wellicht delft hij het onderspit omdat hij er alleen voor staat.
Hij leeft niet in groepen zoals de veldmuis
en heeft evenmin zo’n agressieve natuur als de heetgebakerde aardmuis.

De noordse woelmuis leidt een drassig bestaan.
Hij heeft zich toegelegd op overleven in nat terrein: rietland,
zompige weilanden, moerasbos, soppend hooiland en begroeide oevers van meren.
Toch lijkt die keuze vaak door nood geboren.
Want op plaatsen waar hij het helemaal voor het zeggen heeft, zoals tot voor kort op Texel,
blijkt hij net zo goed op droge graslanden, dijkhellingen en wegbermen te floreren.
Helaas voor hem is op dit eiland ook de aardmuis gearriveerd dus zal de noordse woelmuis
ook daar een moeilijke tijd tegemoet gaan en zal hij zich dus ook daar in de natte wereld terugtrekken.

Het voedsel bestaat uit rietspruiten, zeggen, biezen, grassen,
zaden, wortels en in de winter ook schors.
In de winter is hij overdag actief, in de zomer vooral 's nachts.
Noordse woelmuizen doorkruisen hun gebied via zelfgemaakte looptunneltjes die ze uitknagen in de plantengroei.
Waar de grond het toelaat en niet te vochtig is zijn de gangen ondergronds.
Kleine zwarte hoopjes aan de oppervlakte verraden dat onderaards geploeter.

Er worden ook ondergrondse slaapnesten en voorraadkamers gegraven.
Maar het nest voor de jongen is meestal bovengronds.
Het vrouwtje sleept allerlei plantenvezels aan en maakt daarmee een kegelvormige bal
die ze binnen stoffeert met in de lengte gespleten grassprieten.

Na een zwangerschap van drie weken worden de drie tot zeven blinde muisjes geboren.
Het mannetje houdt zich volkomen afzijdig van de opvoeding en verzorging.
Mannetjes onderhouden grote territoria die de gebieden van meerdere vrouwtjes overlappen.
Bij een ontmoeting tussen twee heren komt het nijdige karakter van de muizen meestal naar boven.
Er breekt dan een knokpartij los die vergezeld gaat
van scherpe dreigkreetjes en gesmoorde onderwerpingspiepen.
Soms eindigt het in de dood van de een of de ander.

De jonge woelmuizen groeien in twee weken langzaam uit
van vormeloze roze hoopjes tot poezelige speelgoedmuizen.
Drie dagen na de geboorte beginnen de eerste haren door te komen
en rond diezelfde tijd komen ook hun vastgegroeide oorschelpen los.
Tussen dag vijf en dag zeven krijgen ze hun eerste tanden
en hun oogjes gaan rond de tiende dag open.
Na twaalf dagen kunnen ze langere tijd zonder moeder
en weer een dag later eten ze hun eerste vaste voedsel.
Na veertien dagen zijn ze klaar om uit te zwermen.
Per jaar worden er 3 tot 4 nesten grootgebracht.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort