Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Damhert

Cervus dama
Herten

De damherten die bij ons voorkomen, stammen alle af van uitgezette en ontsnapte exemplaren.
Deze sierlijke hertensoort werd veel gebruikt om parken te verlevendigen
en vormde in de middeleeuwen een favoriete buit van jagers.

Damherten houden zich bij voorkeur op plaatsen op waar gras is om te grazen
en lichte loof- of gemengde bossen met ondergroei dat schuilgelegenheid biedt.
Veel ruimte hebben ze echter niet nodig.
Ze zijn in onze streken vooral te zien in parken en door wildrasters omgeven bosgebieden.

Op elk moment van de dag kan men damherten zien grazen.
De meeste kans om ze te zien maakt men echter in de ochtend- of avondschemering.
Zij kunnen met heel sober voedsel toe en hebben een voorkeur voor gras, ook al is dit van slechte kwaliteit.
Overdag rusten en herkauwen ze in de ondergroei van het bos of op een afgelegen, rustig grasland.
Tot een hoogte van twee meter - de hoogte die een damhert kan bereiken door op zijn achterpoten te gaan staan -
zijn de bomen met eetbare bladeren in hun woongebied vaak kaalgevreten.

Wat formaat betreft staat het damhert tussen ree en edelhert in.
Opvallend zijn de lange, zwarte, witgezoomde staart en de witte, zwart omrande spiegel.
Een bijzonderheid van het damhert is het grote aantal kleurvariëteiten dat ervan bestaat.
De typische zomertekening is kastanjebruin met witte vlekken, maar sommige dieren
zijn lichter bruin en er zijn ook allerlei tussenvormen, naast effen zwarte en geheel witte exemplaren.
Dikwijls komen binnen één roedel diverse kleurvariëteiten voor.
Na de verharing, die circa 40 dagen duurt, vertonen de meeste damherten half juni het zomerkleed.
Normale dieren behouden enkele vlekken in het grijsbeige winterkleed,
dat zich in september of oktober begint te vormen.

Bij herten van dezelfde leeftijd varieert zelfs het gewei in vorm en grootte.
Hun ogen zijn heel goed ontwikkeld.
Hierdoor kijken zij bewust naar vreemde dingen, zij kunnen een stilstaand mens
goed herkennen en staan ook bij het oversteken van wegen stil
als zij een auto zien aankomen, hetgeen vaak fatale gevolgen heeft.
Damhert zijn slim en nieuwsgierig.

Een geweistang kan circa 50 cm lang worden.
Het mannetje heeft een schoffelvormig gewei en een opvallende adamsappel.
De hinde is iets kleiner dan het hert en heeft geen gewei.

Het damhertkalf zet in het voorjaar na de geboorte spitsen (damspitser) op (zonder rozenstokken).
De volgende geweifase, knieper genaamd heeft rozenstokken, oogtak
en middentak en meestal een vork als geweitop.
Daarop volgt een begin van de verbreding van het gewei en ontstaat de schoffel
ook veel genoemd de schaufel (duits), die vervolgens uitgroeit tot halfschaufel en volschaufel.
De mannetjes werpen hun gewei tussen eind maart en begin juni af.
's Zomers vormen ze tijdens de ontwikkeling van het nieuwe gewei roedels van vrijgezellen.
Wanneer het gewei volgroeid is - bij de oude herten eind augustus -
wordt de afgestorven bast aan bomen afgeveegd, totdat de stangen schoon en hard zijn,
klaar voor de strijd om de harems in de bronsttijd.
De vaak grote roedels blijven de gehele zomer bijeen.

De opwindendste periode is de bronstijd, die in de herfst valt.
Dan leveren de mannetjes strijd om de harems.
Het mannetje veegt met zijn kop langs jonge boompjes om zijn territorium te markeren.
Ook slaat hij met zijn gewei tegen takken en struiken.
In de bronsttijd is de hals van het mannetje verdikt en valt de adamsappel nog meer op.
Het burlen is hoger en eentoniger dan van het edelhert.
Het klinkt als een snurkend gorgelend geluid en draagt niet zo ver.
In de grond uitgekrabde plekken worden met urine besproeid en markeren het territorium.

Vanaf haar derde levensjaar werpt de hinde tien jaar of langer
achtereen jaarlijks één kalf in juni na een draagtijd van 7 maanden.
De eerste weken van hun leven brengen de kalfjes de dag vooral in het hoge gras of tussen varens door.
Zwarte kalfjes hebben bruine vlekken; karakteristiek is echter kastanjebruin met witte vlekken.
Effen zandkleurige kalfjes worden later wit.
Damherten vormen in elk jaargetijde een lust voor het oog, maar de mooiste tijd
om hen te bestuderen is misschien wel eind juni, wanneer de kalfjes oud genoeg zijn
om in de avondkoelte in groepjes rond te rennen en te springen.
De meeste tijd trekken ze grazend achter de hinde aan,
maar ze worden ook nog enkele malen per dag gezoogd.
Veel moeders zogen hun jong nog tot in het nieuwe jaar.

Er zijn in ons land een aantal populaties die gescheiden van elkaar leven:
damherten op Walcheren zullen nooit in contact komen met dieren op de Veluwe.
Ook voor deze diersoort geldt dus vaak dat zij op eilanden leven,
zodat omwille van het welzijn van de overblijvenden er jaarlijks een aantal moeten worden geschoten.
In de Amsterdamse Waterleidingsduinen gebeurt dit sinds 1997 niet meer en heeft de populatie
zich zeer sterk uitgebreid, met gevolgen voor de vegetatie en de reeën.
Biologen en beheerders zijn in voortdurende discussie en er wordt gedegen onderzoek gedaan.
Daar waar wel wordt afgeschoten gebeurt dit door goed opgeleide mensen in een zo kort mogelijke periode
en aan de hand van vastgestelde plannen met een specifieke vergunning.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort