Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Boommarter

Martes martes
Marterachtigen

Steen- en boommarter zijn ongeveer even groot.
Ook de behendigheid, souplesse en klimvaardigheid hebben ze gemeen.
De boommarter heeft een warmbruine vacht, een volle, pluimige staart
die bijna een derde van de totale lengte in beslag neemt.
Door de relatief lange achterpoten is de rug bij het lopen licht naar voren gebogen.
De kop is spits met vrij grote oren.
Poten en snuit zijn bijna altijd donkerder dan de kastanjebruine vacht.
De wijfjes zijn over het algemeen kleiner dan de mannetjes;
ze hebben het formaat van een huiskat, maar zijn echter veel soepeler.
De keelvlek is geler dan die van de steenmarter en loopt niet gevorkt door
tot de voorpoten maar is afgerond op de borst.
In het veld is een correctie determinatie zelden eenvoudig.
Door de variatie in de vachtkleur bij beide martersoorten
wordt alles er niet makkelijker op.

De boommarter is hoofdzakelijk een nachtdier en overdag is hij zelden te zien.
Het grootste deel van het jaar leeft hij solitair.
Hij klimt met gemak in bomen, waarbij hij zijn nagels in de schors slaat
en zich met de achterpoten met schokkende bewegingen omhoog werkt.
Ze kunnen tot 3,5 meter springen en hebben geen last van hoogtevrees.
Bij een val komt hij altijd op zijn poten terecht.
Marters kunnen ook zwemmen, maar vermijden deze natte situaties liever.

De schuwe boommarter komt hoofdzakelijk in afgelegen bossen voor,
waar de natuur zijn gang kan gaan en veel schuilplaatsen zijn.
Hij komt echter ook voor in rotsige, bosloze streken.
Slechts bij grote uitzondering komt hij voor in de omgeving van menselijke bebouwing.
Ga dus bij de determinatie niet te gauw af op het biotoop waarin de waarneming werd gedaan:
een marter in een boom is niet per definitie een boommarter.

De leefgebieden van de mannetjes zijn doorgaans 1000 ha. groot
en overlappen deze van de vrouwtjes, die doorgaans veel kleiner zijn.
De holen van de vrouwtjes bevinden zich doorgaans in boomholten of oude konijnenholen,
onder takkenbossen of tussen boomwortels.
Mannetjes verblijven meestal op takken van jonge bomen.
In het voorjaar en de zomer gebruiken ze ook open slaapplaatsen
zoals oude nesten van duiven.

De boommarter vangt zijn prooi meestal op de grond.
Hij is een voor-de-voet-jager en eet wat hij tegenkomt.
Zijn eten bestaat uit insecten, slapende en jonge vogels,
eieren, kleine zoogdieren (van muis tot halfwas konijn) en aas.
In de nazomer en herfst eet de boommarter ook vaak bessen en vruchten.
Als behendige klimmer en springer kan hij zijn leefgebied
vanaf de grond tot in de boomtoppen benutten.
De boommarter is het enige zoogdier dat in staat is een eekhoorn
door de boomkruinen te achtervolgen en te vangen, al doet hij dit zelden.

Boommarters paren in de zomer, maar de bevruchte eicel
nestelt zich pas rond januari in de baarmoeder.
De draagtijd duurt 8 à 9 maanden.
De 2 à 7 jongen worden in maart of april geboren.
Het nest zit bij voorkeur in een holle beuk of eik,
tussen boomwortels, en vaak in oude spechtenholen.
Het duurt zeker zes weken voordat de jongen hun ogen openen
en groot genoeg zijn om de buitenwereld te verkennen.
Rond die leeftijd krijgen ze ook hun eerste vaste voedsel in de vorm van stukjes vlees.
Ze groeien snel en zijn aan het eind van de zomer net zo groot als de moeder,
maar tot aan de eerste winterrui is hun vacht lichter en wolliger
dan die van de volwassen dieren.
Op een leeftijd van een maand of zes worden ze zelfstandig.

Als boombewonend roofdier neemt de boommarter een bijzondere plaats in binnen de inheemse fauna.
Hij is dan ook, zoals alle marterachtigen, volledig beschermd door de Flora- en Faunawet.
De voornaamste bedreiging vormt de mens.
Marters zijn gevoelig voor verstoring en toenemend recreatielawaai
verjaagt de marter naar de rustigste plekken van het bos.
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort