Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Bechstein's vleermuis

Myotis bechsteinii
Vleermuizen

De bechstein's vleermuis heeft een spanwijdte van 25 – 28,5 cm.
Het is een echte bosbewoner.
De zomerkolonies bevinden zich in holle bomen.
De winter brengen ze door ondergronds in kelders, grotten en groeven;
ze hangen er steeds vrij van de anderen.
Ze leggen tussen de zomer- en winterverblijfplaats slechts korte afstanden af
en zijn daarom kwetsbaar; geschikte plaatsen moeten vlakbij elkaar liggen.

Zijn oude naam 'langoorvleermuis' gaf het belangrijkste soortkenmerk weer:
de lange oren, die rozebruin van kleur zijn en naar de punt toe smaller worden.
Alleen de grootoorvleermuis heeft grotere oren (bij deze soort
zijn de oren aan de basis vergroeid).
Anders dan bij de grootoorvleermuis worden de oren van de bechsteins vleermuis
tijdens het rusten niet onder de vleugels gevouwen.
De bechstein's vleermuis heeft een witte buik, een bleke snuit, en korte brede vleugels.

Bechstein's vleermuizen vliegen laat uit.
Hun vlucht is nogal fladderend.
Meestal vliegen ze op een hoogte van een meter of drie.
Soms plukken ze insecten van het gebladerte.

Zoals de meeste vleermuizen krijgt het wijfje jaarlijks één jong.
De kraamkolonie, die klein is, bevindt zich vrijwel altijd
in een boomholte of een nest kastje en laat zich gemakkelijk verstoren.
In Nederland is bechstein's vleermuis zeldzaam.
Hij heeft een zeer lokale verspreiding en is nergens in Europa algemeen.
De bechstein's vleermuis wordt jaarlijks
- al is het in zeer klein aantal (1-2 ex) - 's-winters in de mergelgroeven
in Zuid-Limburg waargenomen en sinds een paar jaar ook
overwinterend in Overijssel (1-2 ex).
In 1998 was er nog een waarneming in een nestkast in Zuid-Limburg (Rimburgerbos).
 
 
 
 
Terug naar:

Home
Zoogdieren
Soort bij soort