
De volwassen zwarte zeekoet in zomerkleed is geheel zwart
met als enige afwijking een grote witte vleugelvlek.
De poten zijn felrood, evenals de binnenzijde van de snavel en de keel.
In het winterkleed is hij bijna geheel wit met een donkerder bovenzijde,
een zwarte vlek rond het oog en bruin aan de bovenzijde van de kop
en de achterzijde van de hals.
De vogel heeft de grootte van een waterhoentje.
Dit is nu eens, in tegenstelling tot zijn familiegenoten,
geen broedvogel van steile klifkusten, maar hij prefereert eerder
laaggelegen plekken met grote rotsblokken en steenhopen.
Ook broed hij veel minder in grote of gemengde kolonies dan de andere alk-achtigen.
De kolonies bevatten vaak niet meer dan enkele tientallen tot enkele honderden broedparen.
De zwarte zeekoet is bewoner van zeekusten
van Scandinavië tot het uiterste noorden.
De vogel overwintert hoofdzakelijk in de beschutte wateren
van baaien en kreken in de omgeving van de kolonies.
Daarnaast is er enige migratie vastgesteld naar de Oostzee en de Noordzee,
hooguit enkele honderden kilometers van de kolonies verwijderd.
In Nederland wordt de vogel waargenomen in de maanden
augustus tot december, zij het in geringe aantallen.
Terug naar: