
De wintertaling is de kleinste Europese eend.
De woerd heeft een vrij grote, kastanjebruine kop met een groene oogvlek.
In vlucht valt de zwart-met-groene vleugelspiegel op
en bij de woerd vooral de zwart-met-gele anaalstreek.
Een woerd in eclipskleed mist wel de typische spiegel.
Het vrouwtje is bruingevlekt.
De eend loopt langzaam maar wel makkelijk en ligt hoog op het water.
Wintertalingen vliegen in onregelmatige, dichte zwermen
en maken voortdurend onverwachte wendingen.
Ze stijgen en dalen zonder ophouden en tonen om beurten
hun lichte onderkant en donkere bovenkant.
Ze vliegen erg snel en door hun vlugge vleugelslagen lijkt het alsof ze haast hebben.
Wintertalingen zijn erg nerveuze eenden en gaan bij onraad loodrecht de lucht in.
Vaak zijn ze 's nachts actief en daarbij erg luidruchtig.
Hun geluid is karakteristiek en onmiskenbaar.
De vogels voeden zich in ondiepe gedeelten van vijvers en plassen
door met knabbelende snavelbewegingen kleine zaden van water-
en moerasplanten uit het water te zeven.
In dieper water gaan ze vaak over tot grondelen.
Ze hebben een voorkeur voor kleinschalige landschappen zoals gebieden met kleine plasjes,
meertjes, ondiepe sloten, voedselarme vennen en duinmeren.
Wintertalingen vallen het gehele jaar bij ons te zien,
maar van augustus tot april is het een algemene doortrekker en wintergast;
de soort verzamelt zich dan in enorme aantallen op onze wateren.
Als broedvogel komt de wintertaling in Nederland met ongeveer 4.000 broedparen voor.

Tijdens het baltsvertoon houdt de woerd op karakteristieke wijze zijn kop en staart omhoog.
Het nest ligt goed verstopt in de vegetatie en bestaat uit plantedelen en donsveren.
Het wijfje broedt de 8 à 10 roomkleurige eieren alleen in drie weken uit.
De wantrouwige woerd bezoekt het nest nooit en de eend vertoont
afleidend gedrag als men het nest nadert.
De jongen zwemmen zelden in open water.
Ze vliegen na 23 dagen.
Sinds de jaren tachtig is de omvang van de broedpopulatie
van de wintertaling flink achteruitgegaan.
Hoewel deze soort, in tegestelling tot de zomertaling
geen rode lijstsoort is, betekent dat niet
dat de wintertaling heel algemeen zou zijn of niet wordt bedreigd.
Vooral in veel kleinere en geïsoleerde moerasgebiedjes,
vennen en in hoogveengebieden is deze soort inmiddels schaars geworden.
Dit effect is vooral merkbaar in het oosten en in het zuiden van Nederland,
waar de traditioneel grote aantallen voorkomen.
Vooral als het voorjaar erg droog is heeft de wintertaling het moeilijk.