
Tafeleenden bevinden zich dikwijls in het gezelschap van kuifeenden,
maar zijn op de meeste plaatsen minder talrijk en schuwer.
Ze geven er de voorkeur aan om verder van de oever te blijven.
Bij de woerd zijn de steenrode kop, de zwarte borst en de grijze rug kenmerkend.
In overgangskleed zijn de vuurrode ogen en de zwarte snavel
met blauwgrijze band goede kenmerken.
De eend is vaalbruin, met een lichte koptekening en lichte strepen op rug en flanken.
Deze duikeend is in vlucht te onderscheiden van de overige duikeenden
door de grijze - niet witte - vleugelstreep.
De leefomgeving bestaat uit plassen en meertjes met een waterdiepte
van één tot anderhalve meter en een gordel van riet,
biezen of oeverkruiden en onderwatervegetatie.
Tafeleenden zoeken hun voedsel voornamelijk in zoet water; het meest door te duiken,
maar soms ook door in ondiep water te grondelen.
Voor ze duiken maken ze een sprongetje.
Ze eten vooral kranswier, maar ook verschillende zaden
en dierlijk voedsel zoals wormen, schaaldiertjes en insecten.
De tafeleend vliegt moeizaam uit het water op en neemt daarbij een lange aanloop.
Eenmaal in de lucht is hij snel.
Het is een tamelijk zwijgzame soort;
het meest hoor je nog het scherpe "kerr" van het wijfje.
Tijdens de balts kun je een groepje mannetjes rondom een vrouwtje zien zwemmen.
Het voornaamste baltsgedrag bestaat uit het achteroverwerpen van de kop door de woerd
waarbij hij een zacht, hijgend gefluit laat horen.
De halsveren worden hierbij opgezet.
De tafeleend kiest zijn broedplaats zeer zorgvuldig uit.
Hij zoekt een open stuk water zonder drijfplanten,
maar rijk aan voedsel biedende ondergedoken planten.
Het nest bestaat uit een met riet en bladeren beklede kom in de grond
of een platform van planten, opgebouwd op een drassige ondergrond.
In beide gevallen is het nest met dons gevoerd.
De eieren zijn groenachtig grijs en een legsel bestaat meestal uit 6 à 12 eieren.
Het wijfje broedt gedurende 3 weken.
De jongen zijn zwartig bruin van boven en groenig geel van onderen.
Ze verlaten het nest direct en kunnen na ongeveer 8 weken vliegen.
Tafeleenden vormen tijdens de trek vaak grote zwermen, vaak in het gezelschap kuifeenden.
In Nederland zijn ze het gehele jaar aanwezig,
maar het meest tijdens de winterperiode vanaf september tot en met maart.