
In de zomer heeft de rosse grutto een roodbruine bovenzijde die zwartachtig gevlekt is.
De onderzijde is roestrood zonder dwarsbanden.
Het winterkleed is van boven grijsbruin gevlekt en van onderen witachtig.
Het vrouwtje is iets groter dan het mannetje en minder fel gekleurd.
De rosse grutto is met zijn 40 cm kleiner dan de gewone grutto.
Een ander verschil tussen de neven is de kromming van de snavel.
Een gewone grutto heeft een rechte snavel,
terwijl de rosse grutto een licht opgewipte snavel heeft.
Op jacht naar insecten, weekdieren, schaaldieren en zeepieren brengt de rosse grutto
veel tijd door op zandstranden, terwijl de grutto vaker wordt waargenomen
aan riviermondingen of poelen bij de zee.
Voedselrijke gebieden trekken grote aantallen aan
die zich bij het foerageren verspreiden, maar zich bij vloed verzamelen.
De vrouwtjes eten graag zeepieren,
terwijl de mannetjes zich richten op zeeduizendpoten.
Rosse grutto's broeden hoog in het noorden, op de Siberische toendra's.
In het grondnest komen 3 of 4 eieren te liggen die na drie weken uitkomen.
In Nederland overzomert een groot aantal.
Het gehele jaar zijn er grote aantallen in het Wadden-
en Deltagebied te vinden en ook regelmatig op het Noordzeestrand.
De grootste aantallen komen voor van juli tot september en in april en mei.