
De oeverloper is een cosmopoliet.
Hij is letterlijk overal te vinden waar stromend water is.
In het laagland, maar ook hoog in de bergen tot op hoogtes van 4000 meter
en langs zeestranden is hij te vinden.
Toch is hij in Nederland zeldzaam en komt hij voor als een toevallige broedvogel.
Dan is hij niet zozeer langs de kust maar in het binnenland te vinden.
Hij is altijd herkenbaar aan het eeuwig op en neer wippen van staart en kop.
De vogel is ietsje kleiner dan de merel.
De zijkant van de borst en de bovendelen zijn grijsbruinachtig,
scherp afgetekend tegen de witte onderkant.
Indien opgejaagd vliegt hij laag boven het water met snelle, ondiepe vleugelslagen.
Dit wordt afgewisseld met het zeilen op neerhangende vleugels.
Het voedsel bestaat uit insecten en veel andere kleine diertjes
zoals spinnen en kleine kreeftachtigen.
In het goed verborgen grondnest worden 4 eieren uitgebroed.
De overwinteringsgebieden liggen in Afrika.
Slechts zelden wordt in Zuid-Europa de winter doorgebracht.
Terug naar: