
De noordse stern lijkt sprekend kwa uiterlijk en formaat op het visdiefje.
Maar hij heeft een volledig rode snavel terwijl het visdiefje een zwarte snavelpunt heeft.
Het voedsel bestaat uit kleine vis en, meer dan bij de visdief,
ongewervelden als garnalen en krabbetjes.
De noordse stern heeft de langste trekafstand van alle vogels.
Hij brengt namelijk het zomerhalfjaar door op de noordpool
en het winterhalfjaar op de zuidpool.
De vogel broedt in kolonies aan zee maar in Scandinavie is hij ook in het binnenland te vinden.
Nederland is één van de meest zuidelijke broedplaatsen ter wereld.
De soort broedt hier vrijwel alleen in de Wadden en de Delta,
op schaars en laag begroeide plaatsen,
vaak temidden van visdieven en kokmeeuwen.
De 2 of 3 eieren komen na een broedtijd van drie weken uit.
Als doortrekker is hij in Nederland voornamelijk eind april en begin mei
en van augustus tot oktober te verwachten.
Bij ons is het aantal 10 keer zo laag als dat van de visdief.
De Noordse Stern staat op de Rode Lijst vanwege de duidelijke afname en de beperkte verspreiding.
Omdat noordse sterns vroeger nogal eens voor visdieven versleten werden,
is het moeilijk om een goed beeld van de vroegere aantallen te geven.
Waarschijnlijk hebben in ons land nooit meer dan enkele duizenden paren gebroed.
In 1954 werd de stand geschat op 2500 paar.
Na een terugval in de jaren zestig trad een voorzichtige toename op
tot een maximum van 1600 paar rond 1980.
Sindsdien schommelen de aantallen jaarlijks tussen de 1000 en 2000 paar.