
De middelste jager wordt tot 60 cm lang,
waarbij de lange staart die de vogel in de zomer heeft, is meegerekend.
Hij heeft altijd een zwarte borst.
De vlucht is rustig en gestaag met afgemeten vleugelslagen en vrij directe koers,
niet licht en grillig met energieke vleugelslagen zoals sommige kleine jagers.
In de vlucht is hij duidelijk groter dan de stormmeeuw en iets kleiner dan de zilvermeeuw.
Op de grond echter is hij verrassend klein.
Gewoonlijk leeft hij solitair of in kleine groepjes.
Hij broed in de Arctische toendra.
In Nederland is het een vaste bezoeker tijdens trekperiodes.
De winters worden ondermeer doorgrbracht langs de kusten van West-Afrika.
Terug naar: