
Buiten zijn toch al exotische uiterlijk is de halsbandparkiet herkenbaar
aan de lichtgroene ondervleugel met donkergrijze slagpennen.
In de bomen valt hij soms moeilijk te lokaliseren
door zijn uitstekende camouflagekleuren.
Van dichtbij is hij echter onmiskenbaar met zijn typische 'papegaaiensnavel'
en de rozenbottelroze bovensnavel.
Hij heeft een bijzonder lange, smalle, wigvormige staart
(die langer wordt met de leeftijd!).
De iris is geelwit en de oogrand oranjerood.
Het volwassen mannetje heeft een kleine zwarte kin- en keelvlek
en een smalle zwart en oranjeroze halsband.
Het volwassen vrouwtje heeft een geheel groene kop.
De vogel produceert allerlei hoge en schreeuwende geluiden.
Op het menu staat voornamelijk zacht fruit,
maar 's winters ook pinda's en ander, door de mens verstrekt voedsel.
Het is een regelmatige bezoeker van voedertafels.
De halsbandparkiet nestelt in boomholen en moet daar concurreren
met andere holenbroeders zoals torenvalk, holenduif en kauw.
Hij broedt van januari tot juli gedurende 22 - 24 dagen en legt 2 - 4 witte eieren.
De jongen vliegen na 6 - 7 weken uit.
Soms worden er twee legsels per jaar grootgebracht.
Dat de halsbandparkiet van oorsprong geen inheemse vogel is, zal duidelijk zijn.
Ze zijn van oorsprong ingevoerd vanuit Zuid-Azië en Centraal-Afrika (als kooivogel).
Hij bezet zeer lokale bestanden die zich in Nederland
vooral rond Amsterdan en Den Haag bevinden.
In en rond Amsterdam zitten 76 broedparen,
plus de nog enkele honderden niet-broedende (onvolwassen) vogels.
Het aantal hier zal nu ruim boven de 500 liggen.
De laatste decennia breidt de vogel zich ook uit
in onder andere Duitsland, Engeland, Griekenland, Spanje en België.
Terug naar: