
Grutto’s zijn echte trekvogels.
Al in de nazomer zoeken ze elkaar op om dan samen op reis te gaan.
Het is best wel een lange reis, zo’n 5000 à 6000 kilometer,
naar de overwinteringsplekken in West-Afrika.
Op het slik daar zoeken ze naar hetzelfde voedsel
als hier in Nederland: wormen en slakjes.
Maar in december gebeurt er iets bijzonders,
dan schakelen Grutto’s over op een heel ander voedsel: rijst.
Ze worden dan plotseling vegetariër
en laten de wormen voor wat ze zijn.
Ze eten niet de rijst die aan de aar zit maar de korrels
die op de grond zijn gevallen en achterblijven na de rijstoogst.
Ze doen dus geen schade aan de rijstoogst, zoals veel andere vogels.
Al in januari maken de Grutto’s zich gereed voor de terugreis naar Nederland.
Ze reizen in etappes: eerst naar Marokko of Portugal
en van daaruit gaan ze naar West-Frankrijk.
De laatste etappe is naar de lage landen.
Een klein deel van de vogels vliegt via Italië.
Eind februari en begin maart komen grote groepen terug in ons land.
Ze gaan niet direct naar hun territoria
maar hangen rond in plas-dras-gebieden.
Er zijn gebieden in Nederland waar de boeren hun grasland vanaf eind februari
onder water laten lopen om dergelijke plas-dras-gebieden te creëren.

De grutto staat op de Rode Lijst omdat er sprake is
van een duidelijke afname van de verspreiding en van het aantal broedparen.
Bovendien broedt meer dan 80 % van de Westeuropese populatie in ons land.
In totaal zijn dat zo’n 60.000 paren die voornamelijk te vinden zijn
in Noord- en Zuidholland en Friesland.
Grotto’s zijn al op afstand te herkennen:
ze roepen namelijk hun eigen naam: grut-to-grut-to-grut.
In het voorjaar hebben de mannetjes een roodbruine kleur.
Ze zijn dan nogal heetgebakerd en vliegen elkaar
bij het minste of geringste in de veren.
Als ze een territorium bezet hebben en een vrouwtje heeft zich aangemeld,
dan kan het seizoenshuwelijk worden gesloten.
De paring duurt bij Grutto’s nogal lang en door met de poten
op de rug van het wijfje te trommelen
probeert het mannetje haar in de juiste stemming te brengen.
Het resultaat is 4 peervormige eieren die in een graspol verstopt zijn
waarvan de toppen enigszins naar elkaar toe worden gebogen
zodat een holletje ontstaat.
De eieren worden afwisselend door het mannetje en het vrouwtje uitgebroed.

Na 4 weken geduldig broeden en eieren keren worden de jongen geboren.
De ouders gaan er direct mee aan de wandel waarbij er
enige consternatie optreedt wanneer twee Grutto-gezinnen elkaar tegenkomen.
Maar na veel gevlieg en nog veel meer geroep
bedaren de gemoederen uiteindelijk toch weer.
Bij het zoeken naar voedsel duwt de Grutto de snavel
in de slappe grond om te voelen of er wormen zijn.
En ze kunnen dat voelen omdat de punt van de snavel heel gevoelig is
door de vele zenuwen die zich daar bevinden.
Wanneer de Grutto een worm voelt kan hij hem niet zomaar naar boven halen
omdat hij in de grond zijn snavel niet kan openen.
Maar ook daar heeft de natuur iets op bedacht.
De Grutto kan namelijk het puntje van de snavel afzonderlijk bewegen
en iets optillen waardoor hij de worm wel kan pakken
en uit de grond kan trekken.
Overigens is de snavel van het vrouwtje iets langer dan die van het mannetje.
Terwijl de ouders naar wormen zoeken moeten de peuters
zelf in het hoge gras hun vliegjes en mugjes vangen.
Daarvoor moeten ze per dag soms zo’n 10 kilometer lopen,
een hele opgave voor die kleintjes.
De ouders waken alleen maar over de jongen
en zorgen bij koud weer en ’s nachts voor warmte.
Naar het nest keren ze nooit weer terug.
Tussen de bedrijven door wordt er af en toe nog wel eens een dutje gedaan
waarbij de snavel tussen de rugveren ligt.
Maar al lijken de ouders misschien te slapen,
ze houden toch een oogje in het zeil.
Jonge Grutto’s worden met een korte snavel geboren
maar de snavel groeit erg snel.
Bij de geboorte is hij 1,5 cm lang en na drie weken,
wanneer ze kunnen vliegen, is hij al 5 cm.
Na de broedtijd mijden de Grutto’s steeds meer de weilanden
en zoeken ze de vochtige pleisterplaatsen op.
In de Oostvardersplassen is de belangrijkste concentratie te vinden.
Van hieruit trekken ze in augustus of september weer weg.
De oudere vogels reizen in één ruk door naar Marokko,
de jongen doen dat via tussenstops in West-Frankrijk en Portugal.
De jongen blijven 2 winters en 1 zomer in Afrika
voor ze als volwassen vogel weer terugkeren om zelf te broeden.
Nederland zit in de winter niet helemaal zonder Grutto’s.
Vanuit IJsland trekken kleine aantallen naar Nederland
om hier te overwinteren.
Het zijn er hooguit een paar 100 die te vinden zijn
in Zeeuws-Vlaanderen.