
De grote zaagbek heeft een slank en langerekt lichaam.
Het mannetje is wit met een zwarte rug en kop, waarvan de kop een groenige glans heeft.
Zijn achterhoofdveren zijn iets verlengd.
De snavel is in het bezit van een neerhangende punt.
Bij het vrouwtje zijn kop en bovenhals bruin
en scherp afgescheiden van de witte onderhals.
Op het menu staan visjes met een lengte tot 15 cm.
De broedgebieden bevinden zich in Scandinavië en Noord-Rusland.
Daar is de grote zaagbek te vinden op zoet en brak water.
Hij broedt er in boomholen en in nestkasten die zich vooral
aan heldere meren en rivieren bevinden.
Plaatselijk komt hij ook voor in Midden-Europa.
's Winters baltsen mannetjes door met opgezette kruinveren
tegenover elkaar hals- en kopbewegingen te maken.
Ze vissen in die tijd groepsgewijs op onze meren en plassen
en zijn dan vooral te zien op het IJsselmeer maar ook op vele andere binnenwateren.
In Nederland is de grote zaagbek een wintergast van december tot februari.