
Groot, slank en opvallend licht met smalle vleugels: dat is de indruk die de grote stern geeft.
In de vlucht lijkt hij geheel wit met een zwarte koplap.
De zwarte snavel heeft een lichtgele punt wat de vogel uniek maakt.
De vogel heeft korte poten en op de kop een aanzet tot een kuif.
Tijdens het voedsel zoeken bidt hij boven het water
en laat zich van grote hoogte in de zee storten om vis te vangen.
De grote stern is een koloniebroeder van de kust.
Slechts bij uitzondering is hij in het binnenland te zien.
Het is een zeer gezellige en erg luidruchtige vogel.
Vanaf eind maart keert de grote stern terug vanuit de kusten van West-Afrika.
Dan worden er nesten gebouwd, eieren (2) gelegd
en jongen grootgebracht.

Bij sterns is het aanbieden van een vis een even groot cliché geworden
als de bekende roos voor een dame.
De sternenkolonie is meestal een kale zandvlakte ergens aan zee
en wordt bewoond door honderden vogels.
Sommigen herkennen hun partners van het vorig broedseizoen en hebben de keuze snel gemaakt.
Oude liefde roest immers niet.
Voor de vorm wordt er nog een visje aangeboden, zoals dat officieel hoort.
Maar er lopen in de kolonie ook aardig wat vrijgezellen rond.
Je herkent ze aan de vis in hun bek waarmee ze lopen te leuren bij de dames.
Als ze niet direct succes hebben kan het zielig met ze aflopen.
Want wanneer ze eindelijk wel iemand gevonden hebben is het visje al lang niet meer spartelvers
zodat het eerste contact meteen afspringt op een onfrisse vislucht.
Wanneer in juli de jongen op eigen vleugels gaan trekken de vogels naar visrijk water op Noordzee.
In oktober trekt hij tenslotte weer naar de winterkwartieren,
waarmee hij later is dan andere sterns.
Een zeer klein aantal overwintert, met name in het Deltagebied.