
De grote jager is groot en zwaar met ongeveer het formaat van een zilvermeeuw.
In de vlucht is hij geheel donker met opvallende witte handpennen
op de boven- en ondervleugel.
Hij heeft een zware, donker gekleurde, haakvormige snavel.
Kop en hals zijn krachtig gevormd.
Hij zweeft vaker rond dan andere jagers,
en kan dan een buizerdachtige indruk geven.
Het voedsel bestaat uit vis, opgepikt van zeeoppervlak
of van achter vistrawlers, ofwel bemachtigd van andere vogels.
Daarnaast eet hij ook eieren (broedtijd) en andere vogels.
De grote jager broedt op rotsige eilandjes en vochtige,
hoger gelegen kustvalkaten, meestal in losse kolonies.
Het nest is een ondiep kuiltje, dat zeer fel verdedigd wordt
met duikvluchten op de indringer.
De 2 eieren worden ongeveer een maand bebroed.
In het najaar is hij schaars maar regelmatig langs de Nederlandse kust te zien
(meest augustus-oktober), vooral tijdens of na storm.
Hij overwintert in het noorden en zuiden
van de Atlantische Oceaan.
Terug naar: