
De grauwe franjepoot heeft een slanke, zwarte snavel en grijze zwemvliezen tussen de tenen.
Het vrouwtje is fraaier gekleurd dan het mannetje.
Ze hebben beide een witgekleurde keel.
De kop van het mannetje is roestrood, die van het vrouwtje zwartachtig.
Het zomerse prachtkleed staat in schril contrast
met wat wij hier 's winters te zien krijgen.
De bovenzijde van zowel man als vrouw is dan leigrijs
en ze zijn in het bezit van een donkere oogstreep.
De onderzijde, keel en gezicht zijn witachtig.
Franjepoten heten zo, omdat ze gelobde poten bezitten.
Ze gebruiken deze gelobde poten om in kringen rond te draaien
om het voedsel in het water op te woelen.
Een grauwe franjepoot draait wel zestigmaal per minuut om zijn eigen as.
Zijn roeipoten gaan zes- tot achtmaal per seconde over en weer.
Op deze manier worden plankton, muggenlarven en andere kleine diertjes
opgewerveld die hij dan snel oppikt.
Het is wel een heel speciale manier van voedselzoeken.
De grauwe franjepoot broedt in Scandinavië, IJsland en nog noorderlijker.
In het grondnest komen 4 eieren te liggen die na 19 dagen uitkomen.
Het broedsel wordt door het mannetje verzorgd.
In Nederland komt de grauwe franjepoot vooral voor als doortrekker en wintergast.
Al vanaf augustus kunnen we de vogel in Nederland tegenkomen.
Meestal verschijnen ze tot in oktober in zoetwatergebieden.
Overigens zijn hun aantallen zeer klein.
Relatief worden er veel vogels in de noordelijke helft van het land gezien.
