
Zowel in de stad als op het platteland is de wilde eend
de meest algemene eendensoort van onze streken.
Hij voelt zich in parken thuis, maar ook in afgelegen,
rustige wateren, moerassen, meren, sloten in akkers en weilanden.
In de stad is het een echte cultuurvolger, die zich graag door de mens laat voeren,
terwijl het in natuurgebieden vaak een zeer schuwe vogel is.
De woerd heeft een glanzend groene kop, een witte halsband,
een kastanjebruine borst en gekrulde zwarte veren aan de staart.
Daarnaast heeft hij een parelgrijze boven- en onderzijde.
Met zijn ruime halve meter is hij in onze streken de grootste grondeleend.
Hij heeft een groengele snavel en een paarsblauwe spiegel.
Veel exemplaren tonen opvallende kleurafwijkingen door vermenging
met gekweekte vormen en zijn soms moeilijk te herkennen.
Het vrouwtje is onopvallend bruin.
Het grote kleurverschil heeft te maken met het feit dat het vrouwtje
op het nest zit en met haar kleuren minder opvalt.
De wilde eend is een zogenaamde grondelende eend.
Dat wil zeggen dat ze door hun lange lichaam een geringe diepgang hebben
waardoor hun achterwerk boven het water uit blijft steken als ze onder water grondelen.
Het voedsel bestaat uit waterplanten, waterdiertjes en granen
en niet te vergeten broodvoerende mensen.
Het zijn zeer goede en snelle vliegers (een flitspaal klokte langs een rijksweg per ongeluk
een wilde eend op 176 km/u).
Ze zijn in staat om met krachtige vleugelslag rechtstandig
uit het water op te vliegen.
Zijn van vliezen voorziene zwempoten staan ver naar achteren,
zodat hij zich op het land schommelend voortbeweegt.
Het wijfje maakt het kwakende geluid dat de mens met eenden associeert.
De woerd heeft soms echter ook een zachte,
hees klinkende roep, met name als hij gealarmeerd is.
In vlucht hoor je het fluitende vleugelgeluid.
Al in het najaar wordt er volop gebalst en worden er paren gevormd.
Bij het gemeenschappelijk baltsvertoon trekt de woerd zijn kop in
en slaat vaak met zijn snavel op het water.
Dikwijls ziet men de woerden in volle vlucht achter een eend aanjagen.
Wilde eenden nestelen op allerlei plaatsen; in het bos, in het park,
in vochtige weidegebieden en natuurlijk ook langs de slootkant.
Het bevindt zich meestal op de grond, maar ook wel
in bij het water staande bomen; de kuikens laten zich dan vallen.
Het meestal goed verborgen nest wordt van plantedelen gemaakt
en met haar eigen dons gevoerd.
De gewoonlijk 7 à 12 lichtgroene eieren worden soms al eind maart gelegd
en door het wijfje in circa 4 weken uitgebroed.
Bij onraad blijft ze doodstil zitten
en door haar goede schutkleuren valt ze dan nauwelijks op.

Zodra de eieren gelegd zijn neemt de trouw van de woerd aanzienlijk af.
Naar de jongen kijkt hij niet meer om,
het vrouwtje moet ze alleen zien groot te brengen.
Omdat jonge eendjes vooral op hun moeder moeten letten,
die niet op elk jong apart let, komen er vrij snel
veel jongen om door roofvogels of gewoon omdat ze zoek raken.
Van het gehele nest blijven soms maar 2 kuikens over.
Wanneer alle gevaren overleefd worden zijn deze na twee maanden vliegvlug.
In de nazomer komen we alleen nog bruine eenden tegen
en lijken alle mannetjes van de aardbodem verdwenen.
Dat komt omdat de eenden dan in de rui zijn en de mannetjes er
met hun zg. 'eclipskleed' net zo onopvallend uitzien als de vrouwtjes en de jongen.
Omdat ze in die tijd niet kunnen vliegen is het zaak
er zo onopvallend mogelijk uit te zien.
Meestal trekken ze zich terug op open water.
Daar drijven ze rond temidden van een grote groep saai gekleurde lotgenoten.
De woerden blijven overigens herkenbaar aan hun gele snavel.
In de herfst, als de mannetjes van de wilde eend hun flonkerende koppen
en hun krulstaarten weer terug hebben, maken ze zich op voor een nieuw broedseizoen.
Als wij nog lang niet aan het voorjaar denken zijn de wilde eenden
al druk in de weer met het versieren van een vrouwtje.

Wilde eenden zijn geen standvogels, in tegenstelling tot wat velen zouden denken.
De mannetjes trekken al in mei-juni naar hun ruigebieden,
de vrouwtjes en opgegroeide jongen in juli-augustus.
Broedvogels uit onze streken trekken evenwel niet al te ver.
In oktober-december arriveren hier grote aantallen
uit Scandinavië en Noordwest-Rusland.
Echt veilig is het hier niet voor hen want ze worden intensief bejaagd.
De jacht op eenden is met de komst van de nieuwe flora- en faunawet
welliswaar verboden, maar de wilde eend kan nog niet op die bescherming rekenen.
De wilde eend is bejaagbaar van 15 augustus tot en met 31 januari.