
De kans om een wielewaal te zien is niet groot.
En dat is jammer want de vogel heeft een prachtig verenkleed.
Het mannetje is opvallend helder geel met zwarte vleugels en staart.
Zijn snavel is rood van kleur.
Het vrouwtje en de jongen hebben een minder sprekende, geelgroene kleur.
De vogel heeft een verborgen leefwijze en vertoeft meestal hoog in de kruinen
van loofbossen en parken met oude bomen, meestal in de nabijheid van water.
Hij is zo groot als een merel, maar dan wat slanker.
Opvallend is het vliegbeeld, de vogel vliegt met lange golven
en gaat zitten na een opwaartse boog.
Hij vertoont zich zelden, maar zijn opvallende zang
verraadt zijn aanwezigheid zonder twijfel.
De zang van de wielewaal doet onmiskenbaar tropisch aan,
een luid jodelend "fu-didelioh".
Het voedsel van de wielewaal bestaat uit insecten, maar in de herfst
eten de trekkende vogels ook veel bessen en andere vruchten.

Het delicate nest wordt hoog in de bomen in een vork gebouwd.
In de gematigde streken bouwen beide seksen en verzorgen zij samen het broed,
bij de tropische soorten doet vooral het wijfje dit.
Na ongeveer 15 dagen broeden komen de 3 – 5 eieren uit.
De jongen blijven in ieder geval nog 2 weken in het nest.
Nog lang nadat de jongen kunnen vliegen trekken families met elkaar op.
De wielewaal is een zeldzamere broedvogel die overwintert in Centraal- en Zuidelijk Afrika.
Het is een zomergast die van eind april tot in september hier verblijft.
De eerste Wielewaal is elk jaar weer een belevenis, of het nu wat vroeger of wat later is,
altijd is er weer dat opwindende van het zien van dat prachtige geel-zwarte mannetje
met zijn onmiskenbare melodieuze roep.