
De visarend is een visspecialist bij uitstek.
Ondanks dat hij bijna uitsluitend vis eet, veroorzaakt zijn verschijning algehele paniek
onder andere vogels die hem blijkbaar niet direct herkennen als de ongevaarlijke 'visser'.
Ze stuiven met veel kabaal alle kanten op tot ze door hebben hij het is, die alleen vis eet.
Ze gaan dan vaak zelf tot de aanval over om hem te verjagen.
De visarend heeft een witte onderkant en is zwartbruin aan de bovenzijde.
Verder heeft hij een witte kop met een zwartbruine oogstreep.
In de zweefvlucht is hij herkenbaar aan zijn vleugels die geknikt worden gehouden.
De vlucht is langzaam en doet op het eerste gezicht wel wat aan een grote meeuw denken.
Als rust- en aasplaats zoeken ze een dode boom of paal in het water op.
De visarend leeft zowel aan de kust als in het binnenland
en zoekt daar de gebieden op met veel bossen, meren en plassen.
Het is een opmerkelijk gegeven dat zij zich het liefst bij zoet water ophouden
en brak of zout water zo veel mogelijk meiden.
Het jagen op vis kun je aan deze specialist overlaten.
Een duik naar vis is prachtig gezicht.
Het begint met soms lange zweeftochten boven open water en zo nu en dan
hangen ze even stil in de lucht te 'bidden'.
Vanwege de grote spanwijdte – bij een man anderhalve meter en bij een vrouw nog 20 cm meer –
gaat dat bidden met hele rustige vleugelslagen.
Als de prooi (vissen tot wel 3 kilo zwaar) gelokaliseerd is,
duiken ze kop voorover met grote snelheid naar het water
en gooien op het laatste moment hun poten gestrekt naar voren.
Daarbij verdwijnen ze soms enkele seconden volledig onder water.
Door hun van scherpe stekels voorziene poten zijn ze in staat
de glibberige vis goed vast te houden.
Ondanks het veelvuldig in aanraking komen met water, baadt de visarend ook nog geregeld.
Hij strijkt met gespreide vleugels op het wateroppervlak neer
en maakt vervolgens minutenlang uitgebreid zwemmend badbewegingen.
De visarend is eigenlijk een zwijgzaam type.
Het mannetje laat tijdens de broedtijd bij de balts een doordringend "tjip tjip tjip - jiep jiep" horen.
Overigens klinkt ook nog wel eens "kjuuk kjuuk".

In de baltsperiode vliegt het mannetje met krachtige vleugelslagen omhoog
om vervolgens even te zweven en daarna omlaag te duiken.
Het omvangrijke nest wordt gebouwd in een grote, alleenstaande boom of aan de rand van een bos.
De horst wordt vaak tientallen jaren gebruikt.
De vogel legt eind april 2 - 4 eieren die om beurten
door het vrouwtje en het mannetje worden uitgebroed.
De broedtijd duurt ruim een maand.
Het vrouwtje broedt hoofdzakelijk.
Ze wordt door mannetje verzorgd en af en toe kort afgelost.
Wanneer de jongen 8 - 10 weken oud zijn, verlaten ze het nest
waarna de ouders hen nog een maand lang voeden.
De familie blijft bij elkaar tot september of oktobe
r waarna ze aan de trek beginnen.
De vogel is zeer gevoelig voor vervuilingen die door de mens
in het water worden gebracht zoals insecticiden.
Als de visarend vis eet uit dit water, bestaat de kans dat de eieren zo broos worden
dat ze breken als het vrouwtje erop gaat zitten om ze uit te broeden.
De Visarend broedt in Schotland, Duitsland en Scandinavië.
De door Nederland doortrekkende visarenden blijken voor een groot deel afkomstig te zijn uit Zweden,
waar nog wel zo'n tweeduizend broedparen voorkomen.
Naar schatting pleisteren er jaarlijks 250 tot 400 visarenden in Nederland,
terwijl er wellicht tot duizend exemplaren op de vroege najaarstrek passeren.
De najaarstrek vindt plaats van augustus tot eind september.
De voorjaarstrek vind in april en mei plaats.
Maar hun aantal is dan heel wat kleiner dan in het najaar.
In de wintermaanden is de visarend gewoonlijk te vinden langs de grote rivieren,
de randmeren van het IJsselmeer en het oostelijke deel van Nederland.
Boven bepaalde rustige watergebieden, zoals in de Kennemerduinen, de Ventjagersplaten,
bij Wieringen, de Biesbosch, het Voornes Meer en dergelijke,
kunnen ze vaak jaren achereen gedurende dezelfde najaarsperiode worden waargenomen.
Veel vogelliefhebbers hebben de vrome wens dat de visarend
ooit in Nederland terug zal komen als broedvogel.
2003 was al het tweede jaar waarin een paartje in de Oostvaardersplassen
een poging heeft ondernomen om tot nageslacht te komen.
Dat is tot op heden nog niet gelukt, maar de kans is reëel
dat in 2004 de eerste Hollandse arenden geboren worden.