
De steenuil is 21-23cm lang en is het kleinste van de bij ons broedende uilen.
Hij heeft een korte staart, een laag voorhoofd met een vlakke bovenkop.
De in verhouding grote ogen met een gele iris maken dat hij z'n typisch strenge uiterlijk krijgt.
Boven de ogen bevinden zich witte strepen die als wenkbrauwen aandoen.
Het verenkleed is van boven bruin met op de kop enkele witte vlekken.
De onderzijde is licht gekleurd met donkere vlekken.
De staart is bruin en heeft een aantal witte dwarsbanden.
De poten zijn witachtig bevederd, terwijl de tenen
alleen met borstelachtig veertjes bedekt zijn.
De vlucht is golvend als dat van een specht.
Steenuilen leven in diverse halfopen, landschappen.
Favoriet zijn extensief gebruikte graslanden en andere kleinschalige agrarische gebieden.
De aanwezigheid van heggen, houtwallen en (knot)bomen-rijen is van groot belang.
De Steenuil is veel minder nachtvogel dan andere uilen.
Overdag zit hij vaak te zonnen,
niet zelden met een groep verontruste luid kwetterende zangvogeltjes om hem heen
die hem snel vervelen en doen zoeken maar een andere rustplaats.
Tegen de avond, wanneer het nog licht is, gaat hij al op jacht.
De jaagmethode hangt af van het soort biotoop.
Op plaatsen waar de vegetatie kort is, wordt lopend,
huppend en soms rennend gejaagd op insecten en wormen.
Veelal jaagt de steenuil vanaf vaste uitkijkposten, zoals paaltjes en overhangende takken.
Af en toe wordt in lage vlucht, zwevend of biddend gejaagd.
De Steenuil is een voedselopportunist: hij heeft een breed voedselpakket
en kan zich goed aanpassen aan de locale voedselsituatie.
Op het menu staan kleine zoogdieren (vooral veldmuis), vogels, amfibieën,
reptielen, insecten, wormen, slakken en zelfs aas.
Regenwormen en insecten vormen met 75% het hoogste aandeel van het voedsel.
In de winter worden vooral muizen gevangen.
De braakballen van de Steenuil zijn smal (32 x 13 mm)
en bevatten onverteerbare voedselresten.
Het territorium van de Steenuil is meestal klein.
Het jachtgebied kan sterk variëren in grootte (2-100 ha) en is afhankelijk
van het voedselaanbod en de aanwezigheid van een geschikte nestplaats.
De alarmroep is een kort "kjoe" of "koewiep", bij opwinding doordringend "miau" of "kowiet".
Dit werd vroeger door bijgelovigen vertaald met 'kum-mit' of 'kom-met'.
Dit zagen zij als een uitnodiging om afscheid te nemen van het leven.
Bij storingen in de buurt van het nest is er
een blaffend "kiffkiffkiff" en snavelklapper te horen.
De lokroep is een zacht, oplopend "oeoech".
Territoriumzang van het mannetje "hoeoeie" of "kiewau".
Tegen het einde van het eerste levensjaar is de steenuil geslachtsrijp.
Ze gaan dan op zoek naar een geschikt territorium en een partner.
De balts is te horen vanaf eind januari tot de tijd dat het eerste ei is gelegd (april).
Het mannetje laat zich dan horen vanaf een vaste uitkijkpost.
Steenuilen zijn wat betreft de keuze van nestplaatsen niet kieskeurig.
Als holenbroeder maken ze gebruik van zowel natuurlijke als kunstmatige nestplaatsen.
Als natuurlijke nestplaatsen worden boomholten van knotbomen,
oude loofbomen (vooral eik) en hoogstamfruitbomen gebruikt.
Daarnaast broedt hij wel in boerenschuren en konijneholen.
Opvallend is dat de nestholte altijd twee uitgangen heeft.
In april of mei worden gewoonlijk 3-5 eieren gelegd.
Steenuilen beginnen in tegenstelling tot de meeste uilen
pas te broeden als het legsel bijna compleet is.
Gedurende de broedtijd van 24-28 dagen wordt het wijfje
meestal door het mannetje van voedsel voorzien.
Pas uitgekomen jongen zijn bedekt met een kort, wit donskleed.
Met drie weken bedekt een tweede donskleed het hele lichaam,
uitgezonderd de buik, die kaal blijft.
Als ze 12 dagen oud zijn lopen de jongen al korte afstanden.
Op zijn vroegst verlaten de jonge steenuilen
regelmatig de nestplaats als ze 22-24 dagen oud zijn.
Na 40 dagen verlaten ze voorgoed het nest, terwijl ze nog niet vliegvlug zijn.
We spreken dan van zogenaamde takkelingen.
Een week later kunnen ze wel vliegen maar ze worden nog
gedurende 5 weken door de ouders van voedsel voorzien.
Ongeveer 70% van de jongen vestigt zich
op minder dan 10 km afstand van hun geboorteplaats.
De steenuil is een bedreigde vogel die op de rode lijst staat.
Het aantal steenuilen neemt ernstig af.
Het aantal broedparen in Belgie en Nederland wordt geschat op 10.000.
Dit lijkt veel, maar bedenk wel dat dit overeenkomt met het aantal inwoners
van de stad Utrecht en dan is het niet zo veel.
Oorspronkelijk en ook nu nog is zijn leefgebied de half open woestijn
in Zuid-Afrika, Zuid-Europa en Azie.
Door het verdwijnen van de oerbossen en cultivering van Noord- en West-Europa
en ontstaan van nestgelegenheden in bomen en schuren heeft de soort zich hier ooit weten te vestigen.
Dat de soort juist hier nu weer langzaam verdwijnt heeft alles te maken
met het feit dat de soort zich hier aan de rand van zijn verspreidingsgebied bevindt.
De oorzaken zijn inmiddels wel bekend.
Verdwijnen van grote aantallen insecten en het verdwijnen van goede nestgelegenheid.
Het spreekt voor zich dat de grootste steenuilpopulaties daar te vinden zijn
waar kleinschalige agrarisch grondgebruik nog voorkomt.
Ook strenge winters vormen een bedreiging daar waar de soort al onder druk staat.
In de provincies Groningen, Friesland en Drente is de soort nagenoeg verdwenen.
In delen van Overijssel, Gelderland, Brabant,
Zeeuws Vlaanderen en Limburg is de soort nog goed vertegenwoordigd,
hoewel de dichtheden van vroeger lang niet meer gehaald worden.
volwassen