
De smient is een makkelijk herkenbare eend.
Het is een middelgrote eend met puntige staart
en de vleugels hoog op de rug gevouwen.
De korte, stompe snavel heeft een zwart puntje op het einde.
Boven de snavel bevindt zich een hoog voorhoofd.
Het lichaam wordt gedragen door korte, grijze poten.
De woerd heeft een typische kastanjebruine kop met een gele kruin.
In vlucht vallen zijn witte schouders en de groene vleugelspiegels op.
Onvolwassen woerden en vrouwtjes missen deze witte schoudervlekken.
De vleugels zijn parelgrijs en de staart is zwart van kleur.
Het vrouwtje is minder opvallend gekleurd: bruin met witte spikkels.
Ze is egaler bruin dan andere eenden.
Jonge smienten zijn te herkennen aan hun bruine bovendelen
en het ontbreken van een duidelijke koptekening.
De woerd laat een luid, muzikaal 'u-wieuw' horen,
het wijfje maakt een laag snorrend geluid.
Het typische biotoop van de smient is ondiep, rustig water,
maar je vindt ze ook bij rivieren en kustmoerassen.
Smienten broeden bij meren in IJsland, het noordelijke deel
van Groot-Brittannië, het Scandinavische gebied en Noord-West-Rusland.
In nederland is het slechts een toevallige broedvogel.
Het zijn trekvogels die overwinteren ten zuiden van Denemarken
tot in het noorden van Afrika.
In de loop van september komen de eerste wintergasten bij ons aan.
Bij vorst houden ze het niet lang uit: hun vetlaag kan slechts
voor drie dagen uitkomst bieden, daarna moet de vogel naar warmere plaatsen trekken.
In april vertrekken de smienten opnieuw naar hun broedgebieden.

Zo mogelijk wordt bij het zoeken van een geschikte nestplaats gebruik gemaakt
van kleine eilandjes als bescherming tegen rovers.
Het nest is een ondiep kuiltje, gevoerd met bladeren,
gras en dons en verstopt onder overhangende pollen of struiken.
De 7 à 9 eieren worden door het wijfje 24 dagen bebroed.
De broedtijd is sterk afhankelijk van de geografische ligging
en varieert van april tot juni.
De jongen kunnen na zes weken vliegen.
Smienten zijn vegetariërs.
Anders dan de meeste eenden grazen smienten net als ganzen weilanden af,
hoewel ze zich ook in het water hun voedsel slobberend
vanaf het oppervlak naar binnen halen.
Tijdens het grazen kijken de vogels allen in dezelfde richting
terwijl de troep langzaam verder gaat.
De lucht is dan gevuld van hun scherpe, hoge gefluit.
In Nederland zijn de graslandpercelen erg in trek
omdat de oorspronkelijke graasplaatsen (moerassen)
door ontginning vaak verdwenen zijn.
De vogels grazen ook 's nachts, en slapen overdag op grote wateroppervlakken.
Na hun aankomt in de overwinteringsgebieden leven de smienten
nog van planten op kwelders en van zeegrasvelden.
Later in het jaar is meer energierijk eten nodig om te overleven
en schakelt de soort over op landbouwgewassen.
Weidegras bevat voor een smient weinig voedingswaarde.
De eenden moeten daarom zo'n vijftien uur per dag grazen.
Wanneer koolzaad voor handen is, heeft de soort slechts 50 gram nodig.
Om op temperatuur te blijven (smienten hebben een lichaamstemperatuur van 40°C)
moet de soort zo'n 300 gram gras per dag naar binnen zien te werken.
Dat is zo'n 50% van zijn lichaamsgewicht.
In de Lage Landen is de smient tijdens de winter de talrijkste eend na de Wilde Eend.
Wereldwijd bedraagt het aantal smienten ongeveer anderhalf miljoen.
In de winter komt éénderde daarvan naar het Waddengebied.