Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Rode wouw

Milvus milvus
Sperwers

De rode wouw is met zijn 61 cm groter dan de buizerd maar ook is hij slanker
en heeft hij veel langere vleugels en een lange, diep gevorkte, roestrode staart.
De bovenzijde is roodbruin, onderkant lichter roestrood met donkere streping.
De kop is lichtgrijs van kleur.
Beide geslachten zijn eender gekleurd.

De staart is het beste kenmerk van de vliegende rode wouw.
De diepe insnijding is altijd te zien, zowel bij gesloten als bij gespreide staart.
De staart wordt bij het sturen dikwijls zijwaarts gedraaid.
De vogel vliegt moeiteloos met elastische, diep doorslaande vleugelslagen,
waartussen het lichaam op en neer deint.
Het geluid lijkt op dat van een buizerd maar het is zachter
en klinkt als een langgerekt "hieeh" of "pieie".

Het menu is zeer gevarieerd en bestaat uit: muizen, hamsters en andere kleine zoogdieren,
vogels tot de grootte van een kip, dode vissen, hagedissen, hazelwormen,
kikkers, sprinkhanen, kevers en rupsen.
Daarbij steelt hij ook buit van kraaien en andere vogels.
Zijn specialiteit blijft echter het speuren naar kadavers,
door hun traagzoekende jachtvlucht laag over het terrein.

In Nederland doen jaarlijks 5-10 paren rode wouwen een broedpoging,
maar de meeste hiervan stranden in de balts of de vroege eifase.
De rode wouw is erg gevoelig voor verstoring, vooral tijdens de eifase.
Als er dan toch jongen van komen, worden deze dikwijls het slachtoffer van vergiftiging.
Een bijkomend probleem: ze vliegen tijdens het voedselzoeken
soms tot 15-20 km van het nest, waardoor ze voor vele gevaren bloot komen te staan.

De broedgebieden liggen meer in het westen, zuiden en midden van Europa.
Zo is er een flinke populatie bij Maagdenburg (Duitsland).
De broedgebieden worden gevormd door afwisselend heuvellandschap met daarin oude loofbossen
die afgewisseld worden door open plekken en flinke wateroppervlakken.

Als nestplaats worden meestal oude kraaiennesten of nesten van andere roofvogels gebruikt.
Het is een ondiepe nestkom, die met lorren, papier en ander afval wordt opgelapt.
Soms bouwen ze hun eigen nest.
Bij de aanvoer van nestmateriaal spelen ze er graag mee
(laten vallen en weer opvangen).

Vanaf midden april tot midden mei worden de meestal 3 (soms 4) eieren bebroed.
Deze zijn witachtige met onopvallende grijze of bruine vlekken.
Alleen het vrouwtje broedt terwijl ze verzorgd wordt door het mannetje.
Gedurende 45 – 50 dagen blijven de jongen nog op het nest.

De rode wouw is het gehele jaar in Nederland te zien.
De meeste vogels trekken in oktober weg naar het Middellandse Zeegebied.
Daar hebben ze vaste, gezamenlijke slaapplaatsen,
waar ze in de avondschemering hun melodieuze trillers laten horen.
Maar verscheidene vogels brengen toch ook hier de winter door.
Ze arriveren eind februari, begin maart alweer op de broedplaatsen.


 
 
 


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort