Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Ringmus

Passer montanus
Mussen

Een mus is een mus wordt er vaak gedacht, maar dit is niet altijd zo.
Naast de huismus kennen we ook nog de ringmus.
Deze vogel is nauw verwant aan de huismus, maar de laatste jaren veel talrijker.
Het is een echte plattelandsvogel, die in tegenstelling tot zijn familielid de steden mijdt.
Hij prefereert open, loofverliezende bossen en akkerland.
Het is een vogel die ook in groepen leeft,
maar de groepen zijn meestal veel kleiner dan die van de huismus.

De twee lijken sprekend op elkaar, maar zijn toch gemakkelijk te onderscheiden:
de bovenkant van de kop van de huismus is asgrijs, die van de ringmus diepbruin.
Ook lijkt de ringmus een witte band om de nek te hebben, vandaar de naam.
Bij de huismus is deze band valer en vooral aan de achterzijde nauwelijks te zien.
Daarnaast heeft de ringmus een zwarte vlek op de witte oorstreek.
De ringmus is met zijn lengte van 14 centimeter net iets kleiner dan de huismus.
Hij is een betere vlieger en sommige exemplaren
kunnen enige tijd aan bijvoorbeeld een pindanetje hangen.
Het mannetje en het vrouwtje zijn nagenoeg eender.

Er worden voornamelijk zaden gegeten, maar met name in de broedtijd worden ook wel insecten genuttigd.
Het geluid lijkt wel wat op dat van de huismus, maar het is iets hoger, korter en melodieuzer.
In vlucht laat hij een karakteristiek "ret" horen.

Broeden doet de ringmus het liefst in holle bomen, hagen, struiken e.d.
Maar ook maakt hij wel gebruik van nestkastjes, waar hij niet zelden
in conflict raakt met koolmezen en pimpelmezen, die dan meestal moeten wijken.
De broedtijd loopt van april tot augustus.
In de die tijd worden twee tot drie legsels groot gebracht.
Elk legsel bestaat uit ongeveer vijf eieren, die twee weken worden bebroed.
Na het uitkomen worden de jongen nog eens twee weken op het nest gevoerd.
Als zaadeter voert hij zijn jongen relatief veel insecten.

De ringmus is hoofdzakelijk een standvogel maar noordelijke populaties
kunnen ons in de winter ook bereiken.
In het najaar verzamelen ze zich in kleine troepjes die dan aan de randen
van steden en dorpen, volkstuintjes en verloren hoekjes op zaden afstropen.
Soms verzamelen ze zich in grote zwermen met andere zaadetende zangvogelsoorten
in het open veld waar ze op onkruidveldjes foerageren.
 
 
 


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort