
De patrijs is een kleine, gedrongen veldhoen, nauwlijks half zo groot als een kip.
Het mannetje is te herkennen aan de donkere hoefijzervormige tekening op de borst.
Bij de snorrende, kleine vlucht worden de korte ronde vleugels
en de staart duidelijk zichtbaar.
Hoewel de patrijs van oorsprong een steppevogel is, heeft ze zich (net als de fazant)
uitstekend aangepast aan het leven op bouwgronden.
De patrijs komt algemeen voor op grasland, heidevelden, duinen, weilanden en akkers.
Daar doen ze zich tegoed aan reusachtige hoeveelheden onkruid en zaden
waarbij ze in de zomer ook wel insecten eten.
Vaak heeft ze te leiden onder het gebruik van pesticiden die ter bestrijding
van het onkruid tevens het voedsel van de patrijs vernietigen.
Met enige regelmaat nemen ze een bad, een zandbad wel te verstaan.
In de zomer en winter leven patrijzen in kleine troepen
waaruit zich in februari-maart paren beginnen te vormen.
Het mannetje verdedigt zijn territorium en paradeert voor het vrouwtje heen en weer
met gespreide vleugels en staart om haar gunsten te winnen.
De koningin van het legsel.
Zo zou je het vrouwtje kunnen noemen.
Zij is in staat om wel 25 eieren te leggen waarmee ze
een van de grootste legsels in de vogelwereld produceert.
Deze worden gedeponeerd in een eenvoudig kuiltje
verborgen tussen het klaver, koren of dicht struikgewas.
De eieren worden door het vrouwtje uitgebroed terwijl het mannetje de wacht houdt.

De jongen zijn in het begin heel zwak en bij slecht weer sterven er veel.
Ze hebben geelachtig bruin dons met donkerbruine tekeningen
die vooral aan de zijkanten van de kop goed te zien is.
Na ongeveer 16 dagen kunnen ze vliegen,
maar ze blijven in een kleine troep bijeen nabij het ouderlijke nest.
De jongen leven de eerste weken louter van insekten en ander klein gedierte.
De voornaamste oorzaak van de teloorgang van de patrijs
is de grootscheepse verandering in agrarisch Nederland.
Het verdwijnen van akkeronkruiden, overhoekjes en ruige bermen betekende,
naast het verlies van dekking en nestgelegenheid,
vooral een gebrek aan dierlijk voedsel voor de jongen.
Met name in natte voorjaren gaan talloze jongen aan voedselgebrek te gronde.
De enige manier om daar iets aan te doen, is een herstel van de vroegere voedselterreinen.
Opmerkelijk is overigens dat de jacht op de patrijs onderwijl gewoon open blijft.
Sommige jagers zijn zelf zo verstandig om de patrijzenjacht te stoppen,
maar anderen zetten het 'oogsten' voort.
Tot op de dag van vandaag siert de vogel nog de borden van de betere restaurants.