
De pallas' boszanger is zeer klein, nauwelijks groter dan een goudhaantje.
Ook de bewegingen zijn vaak nogal 'goudhaanachtig':
constant fladderend en biddend tussen struiken of in boomkruinen.
Hij hangt soms als een mees ondersteboven.
Hij verschilt van de bladkoning door de opvallende lichtgele stuitvlek
die duidelijk zichtbaar is wanneer de vogel bidt of op de grond fourageert,
maar verder moeilijk te zien is.
De kruin zeer donker olijfgroen
met eem scherp afgetekende lichtgele middenkruinstreep.
De vaak groot lijkende kop heeft in onderaanzicht
een lange donkere oogstreep en een helder gele wenkbrauwstreep.
De vogel is vrij zeldzaam tijdens de trektijd in West-Europa
maar de laatste jaren komt hij toch meer voor.
Meestal is hij te zien in oktober en november.
De broedgebieden liggen in de Siberische taiga.
Terug naar: