
De notenkraker is bij ons dit een tamelijk zeldzame vogel.
Het is voornamelijk een wintergast waarvan de aantallen van jaar tot jaar sterk wisselen.
Hij leeft normalerwijze vooral in Noord- en Oost-Europa.
Het dier behoort tot de familie der kraaien,
hoewel je dat aan het uiterlijk niet snel zou zeggen.
Ook het feit dat het een echte zaadeter is maakt hem een beetje
tot een buitenbeetje in de kraaienfamilie,
die verder uit typische alleseters bestaat.
Zoals vele zadeneters hamstert de notenkraker in zijn woongebied veel,
net als zijn familielid de vlaamse gaai.
Hij verstopt de zaden in de late zomer en het najaar in bodem
en in winter kan hij ze met verbazingwekkende precisie terugvinden, ook onder dik sneeuwdek.
Maar de verstopplaats van een deel wordt toch vergeten,
tot grote tevredenheid van de bomen die zo hun verspreiding gewaarborgd zien.
Hoewel het dier meestal zaden eet, worden ook wel insecten genomen
en in de zomer is het een alleseter.
De notenkraker is met zijn lengte van 32 centimeter iets kleiner dan de vlaamse gaai.
Hij heeft een tamelijk lange, puntige snavel, brede vleugels en een lange staart.
Hij is bruinig van kleur met grote, witte stippen.
De onderkant van de staart is wit en dat is met name tijdens de vlucht goed te zien.
Mannetje en vrouwtje zien er eender uit.
Het nest wordt gebouwd in een spar (soms een den) meestal tegen de stam aan.
De drie tot vier eieren worden al in maart gelegd en drie weken bebroed.
Na het uitkomen blijven de jongen nog ruim drie weken op het nest.