
Ondanks het feit dat hij minder kleurrijk is dan de pimpelmees of de koolmees
is dit toch een zeer aantrekkelijk vogeltje.
De kuifmees is net zo groot als de pimpelmees: 11,5 centimeter lang.
Het grappige kuifje valt meteen op.
Verder is het een bruinachtige vogel met een witte kraag en een zwarte keel.
Mannetje en het vrouwtje zien er eender uit.
Hij is het gehele jaar in Nederland te vinden.
De kuifmees leeft voornamelijk in naaldbossen (vooral dennen).
Je ziet hem ook wel in gemengde bossen, maar nimmer in loofbossen.
Hij zoekt op de hoogste takken naar insecten en spinnen,
maar hij komt ook wel naar beneden en is niet bang voor de toevallige passant.
In de winter schakelen ze ook wel over op zaden.
Zij zijn echter veel kieskeuriger dan pimpelmezen en koolmezen,
die ook wel bessen en delen van groene planten eten, afhankelijk van het seizoen.
Kuifmezen maken een wat schor en rollend geluid
en hebben vanwege deze klanken ook wel de bijnaam 'pompmees' gekregen.
In april of mei worden de 5 tot 8 eieren in een hol in de boom of een nestkastje gelegd
die kunstig is voorzien van een goede bekleding van spinrag, wol en mos.
Aan de bovenkant is de zo gevormde nestruimte met dit materiaal ook vrijwel afgesloten,
zodat ook hier geen onnodige warmte verloren gaat.
De ouders broeden 2 weken waarna de jongen nog 2 tot 3 weken in het nest blijven.
De kuifmees is een standvogel.
In de winter trekken zij niet naar zuidelijker streken
maar blijven voornamelijk in of rond het broedgebied.
Slechts als de voedselsituatie hen er toe dwingt, trekken zij een eind verder weg.
Om strenge koude te kunnen verdragen, zijn aanpassingen nodig.
Zo leggen kuifmezen in spleten tussen schors en onder korstmossen,
voorraden aan van zaden en insektepoppen, die zij in de winter kunnen gebruiken.
Sinds 1984 is er een geleidelijke toename van het aantal broedende kuifmezen in Nederland vastgesteld.
Hoewel er de laatste tijd veel naaldbossen worden gekapt, profiteert de kuifmees
toch plaatselijk juist van het geleidelijk ouder worden van de naaldbossen
en van het minder intensieve bosbeheer dat tegenwoordig in vele bossen wordt uitgevoerd.