Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Kramsvogel

Turdus pilaris
Lijsters

De kramsvogel hoort tot de familie der lijsters.
Hij heeft een grijze kop en stuit en een kastanjebruine rug.
Keel en borst zijn gevlekt roestgeel van kleur naar beneden uitlopend in wit.
De kramsvogel stijgt bijna verticaal op.
De grijze stuit steekt dan duidelijk tegen de zwarte staart af.
's Winters maken veel vogels 'zich dik'.
Ze zetten hun veren op waardoor er een dikkere isolerende luchtlaag ontstaat.

Hij eet overigens niet uitsluitend lijsterbessen, ook veel andere bessen staan op het menu
evenals klein gedierte als spinnen en duizendpoten
en op gemaaide grasvelden eet de vogel graag wormen, die hij op geluid opspoort.

De kramsvogel is een echte vogel van de herfst en de winter, dat wil zeggen: voor ons in Nederland.
Met honderdduizenden komen de kramsvogels in de herfst
uit noordelijke streken hier naar toe om te overwinteren.
In groepen van 50 tot 500 stuks zwerven ze rond in het buitengebied,
van weiland naar boomgaard en van meidoornhaag naar duinstruweel.
Met name de gistende bessen van de duindoorns kunnen in de kramsvogelmagen
het alcoholgehalte stevig doen oplopen en soms zijn ze merkbaar dronken.
Ideaal voor sperwers natuurlijk, die wekenlang zo'n groep alcoholisten blijven vergezellen.

Kramsvogels moeten ook kiezen.
Bij zacht, open weer is het opereren in groepsverband efficiënt en veilig.
Voedselbronnen worden snel opgespoord en sperwer of havik wordt van grote afstand gesignaleerd.
Bij fikse sneeuwval en strenge vorst verandert dat.
De gebruikelijke voedselbronnen zijn opgeraakt of onbereikbaar,
en ieder voor zich moet maar zien te overleven.
De groepen vallen uiteen en zoeken de bebouwing op.
In honderdduizenden tuintjes en parken terroriseren ze van de ene op de andere dag de voederplaatsen.

Het broedgebied van de kramsvogel ligt voornamelijk ten oosten van Nederland
en strekt zich uit van Centraal-Europa tot ver in oostelijke en noordoostelijke richting.
Pas in het begin van de vorige eeuw zijn de eerste kramsvogels vanuit de Poolcirkel
naar het zuiden gekomen om in Centraal- en West-Europa te gaan broeden.
In de jaren zestig kwamen de eerste broedgevallen in Nederland voor.
Dat gebeurt (in tegenstelling tot het hoge noorden) niet in groepsverband.

In de jaren zeventig leek het er zelfs op
dat deze soort zich op op grotere schaal in Nederland zou gaan vestigen.
Er werd toen een sterke toename vastgesteld, met name in het zuidoosten van het land.
Inmiddels is deze stijging van het aantal broedende paren echter tot staan gekomen.

Kramsvogels zijn niet alleen bij u in de tuin op de voederplaats zeer fel tegen andere vogels.
In de broedtijd zijn het helemaal agressieve dieren.
Niet alleen tjakkeren en krijsen de dieren dan rond,
maar een enkele keer bombarderen ze zelfs hun tegenstanders met uitwerpselen.
Zo vallen ze niet alleen kraaien en eksters aan, maar ook veel grotere roofvogels.
Er zijn is zelfs een geval bekend waarbij een buizerd, die zich in eerste instantie
niet wilde laten verjagen, zo ondergepoept werd dat wegvliegen niet meer mogelijk was.
Deze vogel moest dat met de dood bekopen.
Gelukkig vertonen kramsvogels dit gedrag alleen tijdens het broedseizoen
in de naaste omgeving van het nest en meestal niet bij menselijke verstoring.

In onze streken wordt het nest voornamelijk in takoksels van oude bomen gemaakt.
Het is een sterke kom van droog gras, mos en worteltjes,
gevoerd met modder en geïsoleerd met fijner gras.
In het zuiden van zijn gebied begint het broedseizoen in april, in het noorden in juni.
Jaarlijks worden twee legsels van 2 à 5 glanzende,
lichtblauwe eieren geproduceerd, die het wijfje uitbroedt.
De jongen verblijven 12 à 16 dagen in het nest en worden
door beide ouders met insecten gevoerd.
 
 
 


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort