
De korhoenman bereikt een lengte van 49-58cm (inclusief staart),
zijn vrouw wordt niet langer dan 45 cm.
Er is een duidelijk geslachtsverschil.
Het mannetje met het blauwglanzende verenkleed heeft rode 'roosjes' boven de ogen.
Het vrouwtje daarentegen heeft een gelig-bruine schutkleur en is donker gebandeerd.
Het leefgebied wordt gevormd door open laagveen- en heidegebieden
met verspreidstaande bomen of struiken tot kaalslagen in bossen.
Het territorium beslaat enkele vierkante kilometers.
De rechtlijnige vlucht kenmerkt zich door snelle vleugelslagen afgewisseld met korte glijpauzes.
Hij vliegt met wat minder vleugelgeraas als de auerhoen.
In de winter worden er vaak berkenknoppen gegeten.
Verder voedt hij zich met bladeren en bessen en in de broedtijd
bedient hij zich van insecten voor het grootbrengen van de jongen.
De mannetjes baltsen gezamenlijk op vlak terrein.
Bij de baltshouding hoort de gespreide staart waardoor
de witte onderstaartdekveren helder oplichten.
De zang van het mannetje op de bolderplaats is een verdragend "oerroerrhoerrhoe".
Bij opwinding laat hij een "kri-krieao" horen.
Het vrouwtje heeft een nasaal kakelend geluid.

In het grondnest, dat door het vrouwtje gebouwd wordt,
worden 7 – 10 eieren gelegd die na 27 dagen uitkomen.
Korhoenders leggen slechts een maal per jaar hun eieren.
Het broeden en de verzorging van de jongen komt voor rekening van de hen.
Van de uitgekomen jongen gaat veelal weer een groot deel verloren door allerlei oorzaken.
Een gebrek aan dierlijk voedsel voor de kuikens speelt daarbij een sleutelrol.

Het korhoen staat op de rode lijst vanwege de sterke afname, de zeer beperkte verspreiding
en de gebondenheid aan kwetsbaar biotoop van de Nederlandse broedpopulatie.
De Nederlandse populatie schommelde in de loop van de vorige eeuw
tussen de 750 en 1500 hanen (deze zijn vanwege hun kleur
makkelijker te tellen dan de hennen).
Vanaf eind jaren zestig heeft zich een dramatische afname voorgedaan,
van 450 hanen in 1976, 175 in 1980 en 60 in 1985 naar 36 in 1992.
Onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat met name vergrassing van de heide
en het verdwijnen van kleinschalige akkertjes en hooilanden
nabij de broedplaatsen tot het verdwijnen van de soort leidde.
Daarnaast hebben verstoring door recreatie - motorcrossers! - en stroperij
plaatselijk een negatieve invloed gehad.
De laatste 'bolwerken' zijn de Sallandse Heuvelrug en enkele heidegebieden in Midden-Brabant.
De Veluwe, Drenthe en Noord-Limburg zijn inmiddels geheel verlaten.
Zelfs als de voedsel- en leefomstandigheden gunstig zijn voor deze soort
zou de stand zich maar langzaam kunnen hetstellen.
Het uitzetten van korhoenders, zoals dat op delen van de Veluwe al gebeurd is,
heeft weinig zin als niet eerst maatregelen ter verbetering van het biotoop worden uitgevoerd.
Terug naar: