Het klein waterhoen komt in Nederland alleen voor als dwaalgast
en is dan alleen te zien vanaf eind april tot begin oktober.
Slechts één keer is er een broedgeval vastgesteld.
Het broedgebied ligt meer in Oost-Europa.
De vogel is 19 cm lang en hiermee iets kleiner dan een spreeuw.
De bovenzijde is bruin met weinig witte vlekjes,
de onderzijde is bij het mannetje leigrijs, bij het vrouwtje roomkleurig.
De snavel is groen-gelig met een rode basis.
Deze uitstekende zwemmer en klimmer is zeer schuw en leeft verborgen
in riet en biezenvelden, langs plassen met een drijvende vegetatie.
In het voorjaar wordt aanwezigheid bijna alleen door luide roep opgemerkt.
De baltsroep van het mannetje is een herhaald
en geleidelijk aflopend "kwek kwek kwek", het vrouwtje roept "puk puk purr, kukirrr".
Het voedsel bestaat uit muggenlarven, slakjes en wormen.
Het nest wordt in het riet gebouwd en bevat 4 – 8 eieren
die in 3 weken uitgebroed worden.
Terug naar:
