
De kleine karekiet is een schuw vogeltje
met een tamelijk effen kleur en daardoor weinig opvallend.
Hij leeft in rietmoerassen dicht bij het water,
vooral in riet gemengd met andere kruiden.
Het voedsel bestaat uit spinnen en andere insecten.
Gezellig kwetterend zingt de kleine karekiet iets wat met een beetje fantasie op zijn naam lijkt.
De zang is soms doorspekt met imitaties.
In zang verschilt hij van de zeer goed gelijkende bosrietzanger
waarvan het mannetje een buitengewoon muzikale en gevarieerde zang laat horen.
Het nest van de kleine karekiet is een vernuftig bouwwerk
dat lechts aan enkele rietstengels is opgehangen.
Vaak bevindt het zich boven water.
Kleine karekieten beginnen laat met broeden;
de meeste jongen worden vanaf juni grootgebracht.
De vier eieren worden 's nachts door het wijfje bebroed;
overdag door beide ouders, waarbij het vrouwtje zowat 25% meer
voor haar rekening neemt dan het mannetje.
Ze beginnen met broeden na het leggen van het tweede ei en de jongen,
die na elf tot twaalf dagen uitkomen, worden door beide ouders verzorgd.
De ouders eten dan ook vaak buiten het rietveld, waar zaagwesprupsen
op wilgen een belangrijk voedsel vormen.
De jongen verlaten het nest soms al na tien dagen,
een week voordat ze kunnen vliegen.
Meestal worden twee broedsels per jaar grootgebracht.
Overigens is de soort een geliefde waardvogel van de koekoek.

Voor het begin van de vogeltrek leggen kleine karekieten
geen vetreserves aan, maar ze vullen deze aan tijdens een trekpauze in Spanje,
voordat ze de Middellandse Zee en de Sahara oversteken naar tropisch Afrika.
De volledige rui vindt in Afrika plaats.
Terug naar: