
De heggenmus lijkt van boven gezien heel erg op de andere mussensoorten,
maar is daarvan beslist geen familie.
Dat kun je zien aan het snaveltje.
De heggenmus heeft een dun priegelsnaveltje, waar de andere mussensoorten
een robuuste snavel hebben die zeer geschikt is om noten te eten.
De heggenmus is dan ook een insecteneter, al neemt hij 's winters wel genoegen met zaadjes.
De heggenmus kan bijna 15 centimeter lang zijn en is daarmee even lang als de huismus.
Met 20 gram is hij 10 gram lichter en dat komt door zijn slanke bouw.
De voorzijde en kop zijn leigrijs van kleur.>br> Mannetje en vrouwtje zijn nagenoeg eender.
Het is een rustig vogeltje dat je gemakkelijk over het hoofd ziet.
Ze hebben een nogal verborgen leefwijze waarbij ze als een muis
onder de struiken rondscharrelen om hun kostje bij elkaar te halen.
De zang doet veel denken aan die van de winterkoning.
De heggemus heeft echter nooit een triller zoals de winterkoning die kent.
Daarnaast isde zang van de heggemus is ook zachter, minder hard en luid.
Eind februari en begin maart kunnen we de zang al horen.
Die is in de periode maart tot in mei vaak uitbundig en het zal niemand die de zang kent,
verbazen dat de heggenmus tot de betere zangertjes wordt gerekend en dat de in oude vogelboeken
veel voorkomende naam 'bastaardnachtegaal' daar wel eens verband mee zou kunnen houden.
De vogel komt overal voor waar bomen bij elkaar staan: bossen, parken, tuinen, kerkhoven.
Als op die plekken geen struikgewas voorhanden is waarin genesteld kan worden,
dan neemt de vogel genoegen met de gekste plekken zoals brievenbussen en fietstassen.
Zelfs een boerentractor of leeg staande auto kan interessant zijn!
De heggenmus broedt meestal twee keer per jaar: in april en in juni/juli.
Beide seksen bouwen aan het stevige komvormige nest met altijd veel mos.
Opvallend zijn de mooie lichtblauwe eitjes waarvan we er meestal vijf vinden.
Deze worden net geen twee weken worden bebroed.
De jongen blijven ongeveer twee weken op het nest.
De heggemus wordt vaak uitverkoren door de koekoek om zijn jong op te voeden.
Hoewel van origine trekvogel (hij arriveert in maart en vertrekt pas in oktober),
ontwikkelt hij zich meer en meer tot standvogel, vooral in en nabij steden en dorpen.
Hij is in het geheel niet schuw maar door zijn verenkleed wel onopvallend.
's Winters kunnen er wel exemplaren uit het hoge noorden hier overwinteren,
maar ook doortrekkers zijn heel gewoon.
Overtrekkende heggenmussen vliegen vaak vrij hoog en zijn dan
alleen aan het schelle trekroepje te herkennen.