Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!

Grauwe kiekendief

Circus pygargus
Sperwers

De grauwe kiekendief is met zijn 41 – 46 cm de kleinste van de Europese kiekendieven.
Het mannetje is aan de bovenzijde donkergrijs
en heeft vleugels met zwarte punten en zwarte lengtestrepen.
De onderkant is wit met een rossige streeptekening.
Het vrouwtje heeft een bruine bovenzijde, de onderzijde is beigewit.
Net als het vrouwtje van de blauwe kiekendief heeft ze een witte stuitvlek alleen is deze veel kleiner.
Haar staart heeft vijf brede, donkere dwarsbanden.

De grauwe kiekendief lijkt in de vlucht langere vleugels te hebben
dan de blauwe kiekendief en de vleugelpunt lijkt meer gespreid.
De vlucht is schommelend en sternachtig op en neer deinend waarbij
de punten van de vleugels bij het zweven V-vormig worden gehouden.

Het woongebied wordt gevormd door vochtige velden, natte weilanden,
moerassen en rietvelden maar ook droge akker- en weidegebieden.
Laagvliegend boven open land wordt gezocht naar prooi.
Hij leeft overwegend van muizen en jonge vogels, maar ook van hagedissen en insecten.

De baltsvluchten boven het broedgebied zijn indrukwekkend.
Tijdens dit vliegspel geeft het mannetje prooidieren aan zijn partner.
Het slordige bodemnest wordt vervaardigd van droog plantaardig materiaal
en bevindt zich in vrij hoge vegetatie of in rietland.
Onder gunstige omstandigheden broeden vaak verscheidene paren
zo dicht bij elkaar, dat de indruk van een losse kolonie ontstaat.
Het leggen van de eieren begint in de eerste helft van mei,
waarbij om de dag een ei wordt gelegd totdat het legsel van 3 tot 5 eieren compleet is.
Deze worden hoofdzakelijk door het vrouwtje bebroed.
Na 28 – 30 dagen komen de jongen uit het ei en daarna volgt er een nestperiode van 35 – 40 dagen.
De jonge vogels zijn ongestreept roestbruin op de borst,
in tegenstelling tot de jongen van de blauwe kiekendief.

De grauwe Kiekendief trekt in augustus-september naar de tropen
(overwintert niet ten noorden van de Sahara) en komt in april-mei terug.
In het winterkwartier zijn het vooral sprinkhanen die op het menu staan.

De soort staat op de Rode Lijst vanwege de zeer sterke afname
en de zeer geringe verspreiding van de Nederlandse broedpopulatie.
In 1990 waren er zelfs minder dan 10 paartjes.
Belangrijke oorzaken van deze enorme afname zijn het verdwijnen van grote oppervlaktes heide,
stuifzanden en hoogvenen en de ongeschiktheid voor de soort
van het hoogproduktieve agrarische landschap, dat ervoor in de plaats kwam.
In de duinen spelen vooral versnippering en verstoring een negatieve rol.
De grootschalige braaklegging van akkergronden in Oost-Groningen
leidde onverwacht tot een (mogelijk slechts tijdelijke) opleving van de soort.

De meeste broedsels in het braakland hebben alleen een kans van slagen
als uitmaaien van de nesten voorkomen kan worden.
Samenwerking tussen boeren en vogelaars is hierbij van groot belang,
en gelukkig zijn de zaken in Groningen wat dat betreft goed geregeld.
Ook elders in het land kan meerjarige braaklegging
en een grootschalig extensief perceelsrandenbeheer kansen scheppen voor de soort.
 
 
 


 
 
 
Terug naar:

Home
Vogels
Soort bij soort